In de katholieke kerk had muziek een belangrijke rol, het was als het ware het uithangbord van de kerk. De muziek die gemaakt werd was vocaal, de stem was belangrijk en er werd maar minimaal gebruik gemaakt van instrumenten. Meerstemmig zingen noem je vocale polyfonie. In de middeleeuwen zong men gregoriaans, dat was eenstemmig.
Het zingen voor God moest in rust en op een kloppende manier gebeuren, daarom werd er consonante muziek gemaakt. Guillaume Dufay is een componist uit de renaissance, hij was in dienst van de paus. Hij schreef, samen met componist Di Lasso, muziek voor de Kerk. Je had bijvoorbeeld muziek voor de mis, een onderdeel van een katholieke kerkdienst. De muziek werd iedere dag gespeeld. En je hebt muziek voor een eenmalige gebeurtenis ( proprium, voor een feestdag van een heilige bijvoorbeeld).
In de barok veranderde de muziek. Emotie en beleving werd heel belangrijk en ook met muziek konden mensen naar de kerken getrokken worden. Het grotesker en dramatischer aanpakken van de muziekbeleving gebeurde onder andere door de koren op de knippen in kleine groepen. Die werden naar galerijen verplaatst om zo een ruimtelijk effect te creëren. Dat opknippen van koren heet: concertante stijl, meerkorigheid.
In de renaissance waren alle stemmen even belangrijk: luister hier.
In de barok werd een nieuwe manier van muziek maken geïntroduceerd. Basso Continuo, een begeleidende, ondersteunende partij in barokcomposities. Deze partij bestaat uit een steeds doorgaande (continuo) baslijn met, meestal, akkoorden erboven. De basso continuo werd vaak op een klavecimbel gespeeld.