Oprichting Algemeen Kiesrecht

Het hele volk mag stemmen bij verkiezingen

Algemeen kiesrecht of stemrecht is het systeem waarbij elke burger kies- of stemrecht mag uitoefenen. In de meeste Europese landen is er maar een klein percentage van de bevolking die mag stemmen, allemaal boven een bepaalde leeftijdsgrens.

Algemeen kiesrecht is het tegenovergestelde van censuurkiesrecht, waarbij de rijkdom van een persoon bepaalt of deze persoon mag stemmen. In sommige plekken word ervoor gepleit om ook het kinderstemrecht in te voeren.

 

Het algemeen kiesrecht voor mannen werd in Nederland ingevoerd in 1917. Tegelijkertijd met de invoering van het onvoorwaardelijk stemrecht voor mannen kwam er een passief vrouwenkiesrecht. Dat betekend dat vrouwen wel gekozen konden worden, maar zelf niet mochten stemmen. Suze Groeneweg werd hierdoor de eerste vrouw in de Tweede Kamer dankzij de SDAP.

In 1946 ging de minimum leeftijd voor het actief kiesrecht van 25 naar 23 jaar, en in 1965 ging dit van 23 naar 21 jaar. In 1972 werd de leeftijd verder verlaagd, naar de 18 jaar die we nu kennen. Ook de leeftijd voor passief kiesrecht ging omlaag, maar dat gebeurde pas in 1983, waarbij ook buitenlanders die langer dan vijf jaar legaal in Nederland verbleven in de gemeenteraad gekozen kunnen worden.

 

Toen:

Voor de mensen van toen betekende de invoering van algemeen kiesrecht dat alle mannen en vrouwen vanaf 23 jaar mogen stemmen bij verkiezingen van de volksvertegenwoordiging.

 

Kenmerkend Aspect:

Een kenmerkend aspect wat hierbij past is het ontstaan van de parlementaire democratie.

 

Nu:

We kennen nu nog steeds het algemeen kiesrecht. Het enige wat is verandert is de afschaffing van de stemplicht, en de minimale leeftijd is verandert naar 18 jaar.

 

Relatie met Democratie:

Nederland krijgt een democratisch gekozen volksvertegenwoordiging.