Maria van Gelre en Gulik

Krachtige vorstin in het gebied van Maas en Rijn

Het was feest in Venlo op 12 augustus 1405! Maria, de nieuwe hertogin, kwam aan in deze stad aan de Maas en werd hier feestelijk ingehaald. Ze was een prinses die in het voorjaar was getrouwd met Reinald IV (1365-1423), de hertog van Gelre en Gulik. Haar tocht naar Venlo was via Roermond gegaan. Het Venlose stadsbestuur, dat haar een vorstelijk geschenk wilde aanbieden, had weken van tevoren al een boodschapper op pad gestuurd. Die moest erachter komen wat Roermond haar cadeau zou geven. Vervolgens ging iemand naar Nijmegen om er een kostbaar sieraad te kopen, maar zonder succes. In Keulen, een stad waar beroemde edelsmeden waren, slaagde hij beter. Het voorwerp, van goud en zilver en 800 gram zwaar, was hét perfecte cadeau voor de hertogin. Het stadsbestuur van Venlo had er alles aan gedaan om Roermond te overtreffen en serieus indruk te maken op haar.

Gelre en Gulik
Gelre en Gulik waren twee zelfstandige territoria – ‘landen’ zouden wij tegenwoordig zeggen – binnen het uitgestrekte Duitse Rijk. Eeuwen nadat het Karolingische Rijk [venster 11] uiteen was gevallen, behoorde het gebied van de Maas en de Rijn, waarin ook het huidige Limburg ligt, tot het rijk dat de Duitse keizer bestuurde. Onder hem stonden vorsten die hun gebieden regeerden. In Gelre en Gulik was dat een hertog. Daarom noemen we dit ‘hertogdommen’. De hertog had veel macht. Hij mocht belasting heffen, zorgde voor de rechtspraak en kon allerlei gunsten en voorrechten verlenen. Gulik en Gelre waren eerst zelfstandig. Maar vanaf 1371 werden ze door één vorst bestuurd, totdat ze in 1423 weer hun eigen weg gingen. Ze hadden op dat moment al een lange voorgeschiedenis. Gulik was ontstaan rond 900 en Gelre in het midden van de elfde eeuw. Beide waren toen een graafschap. In het midden van de veertiende eeuw werden ze ‘verheven’ tot hertogdom: Gelre in 1339, Gulik in 1356. Dat was een stap omhoog, een promotie, binnen het Duitse Rijk. Aanzienlijke delen van het huidige Limburg vielen binnen de grenzen van Gelre en Gulik, maar de twee territoria waren groter. Gelre omvatte ongeveer het gebied van de huidige provincie Gelderland en een belangrijk deel van het tegenwoordige Noord- en Midden-Limburg (Mook, Venray, Venlo, Roermond, Echt en Nieuwstadt), terwijl Gulik zuidelijk daarvan lag (het gebied tussen Echt en Sittard, en oostelijk daarvan tot aan de noordelijke Eifel). Het was een uitgestrekt gebied.

Maria
Marie d’Harcourt was haar naam toen ze op 23 februari 1380 werd geboren in Normandië. Ze groeide op in de hoogste Franse hofkringen en trouwde op 5 mei 1405 bij Parijs. Het huwelijk met Reinald IV was bedoeld om de banden tussen Frankrijk en Gelre aan te halen en om voor een opvolger van de hertog te zorgen. Maar kinderen kwamen er niet. Toch ging Maria een belangrijke rol spelen in Gelre en Gulik. Ze reisde rond langs haar kastelen, net als haar man trouwens, en hield zich bezig met de hoforganisatie. Als er Franse gasten op bezoek kwamen, onder andere voor familiebezoek of voor de politiek, dan was Maria daarbij aanwezig. In 1418 kwamen de steden en de ridders van Gelre in opstand tegen hun hertog. Reinald vluchtte. Maria voerde de onderhandelingen stevig en gaf niet al te veel toe. Zo zorgde ze ervoor dat de rust terugkeerde. Op 24 juni 1423 overleed Reinald terwijl hij onderweg was op de Veluwe. Maria was destijds buiten haar hertogdom. Ze reisde snel terug naar Gelre om het bestuur in handen te nemen. Maar de steden en ridders hadden hun eigen plannen en zaten helemaal niet op Maria te wachten. Ze was dan ook niet meer welkom in Gelre. Gulik, dat andere hertogdom waarvan ze hertogin was, bood haar wel onderdak. Ze was daar erg betrokken bij het bestuur. In 1426 trouwde ze voor de tweede keer. Een paar jaar later overleed ze. Over haar laatste jaren is nauwelijks iets bekend.

Gebedenboek
Maria was opgegroeid in een wereld waarin de kunsten centraal stonden. Mensen om haar heen omringden zich met kostbare voorwerpen. Ze hadden de mooiste boeken die er werden gemaakt. In die tijd was dit ambachtelijk handwerk, want de boekdrukkunst [venster 25] bestond toen niet. De Nijmeegse gebroeders Van Lymborch werkten voor Maria’s oom Jean, de hertog van Berry (Frankrijk). Het is dan ook niet gek dat een van de indrukwekkendste middeleeuwse boeken uit het huidige Nederland het gebedenboek van Maria van Gelre is. Zij gaf opdracht om het te laten schrijven door een monnik, een mannelijke kloosterling [venster 37], uit de buurt van Arnhem. In februari 1415 was het klaar. De monnik had opvallend genoeg de taal van Gulik gebruikt: het ‘Ripuarisch’. Dit lijkt op de taal die tegenwoordig wordt gesproken in Kerkrade en Vaals, en naar het oosten toe in het Duitse gebied tot aan Keulen. Het boek is enorm groot. Het telt meer dan 1.300 pagina’s en bevat een schat aan gebeden voor ieder moment van de dag en voor alle dagen van het jaar. Heel betekenisvol is een gebed dat om bescherming voor Reinald vraagt tijdens de reizen die hij maakte. Maria moest dit dagelijks bidden om het gevaar dat haar man bedreigde af te weren. Het is pijnlijk om te bedenken dat hij uitgerekend onderweg plotseling is overleden. Het gebedenboek van Maria bevat hiernaast talloze gebeden tot heiligen. Opvallend veel daarvan zijn gericht tot vrouwelijke vorstinnen met wie Maria zich kon vergelijken, en ook tot heiligen die nu in Limburg nog steeds worden vereerd, zoals Servatius [venster 10]. Op een van de miniaturen (een kleine schildering, een afbeelding) staan keizerin Helena en Servatius afgebeeld, samen met paus Urbanus. Een van de prachtige bladzijden uit een bijzonder boek.