In de negentiende eeuw kwam het idee op dat de moderne mens was ontstaan uit andere mensensoorten. Die mensen, zo was de gedachte, waren op hun beurt weer voortgekomen uit soorten die leken op apen. Vooral de Engelse wetenschapper Charles Darwin (1809-1882) werd bekend toen hij in 1859 over deze evolutie schreef. Wat hij en enkele andere onderzoekers beweerden, veroorzaakte flinke onrust. Tot dan toe gingen de mensen er namelijk van uit dat de mens door God tot stand was gebracht. Volgens het scheppingsverhaal in de Bijbel schiep God de hemel en aarde in zeven dagen. Op de zesde dag maakte hij de mens. Darwin en collega-onderzoekers beweerden nu dat het scheppingsverhaal niet waar was. Hoe durfden ze! Katholieke gelovigen waren diep geschokt. De evolutietheorie mocht dan ook lange tijd niet worden besproken in heel wat scholen.
Anatomie
Eugène Dubois (1858-1940) werd in het dorp Eijsden geboren, iets ten zuiden van Maastricht. Sinds 1870 zat hij op de middelbare school in Roermond. Omdat hij arts wilde worden, ging hij daarna studeren in Amsterdam. Hij vond het interessant om te begrijpen hoe het menselijke lichaam in elkaar zat. In 1886 kreeg de inmiddels afgestudeerde arts de kans om aan de Amsterdamse Gemeente Universiteit te gaan werken als onderzoeker van de anatomie (leer van de lichaamsbouw) van de mens. Dat was een mooie kans, maar hij besloot toch iets anders te gaan doen. Hij was geïnteresseerd geraakt in wat Darwin had geschreven over de evolutietheorie, en wilde nu zelf op zoek gaan naar de het ontbrekende puzzelstukje: het bewijs dat de mens afstamt van oudere soorten. Eigenlijk wilde Dubois dus de evolutietheorie gaan bewijzen. Hij moet veel vertrouwen in zichzelf gehad hebben, want dat zou beslist geen eenvoudige klus worden.
Pithecanthropus erectus
Toen Dubois deze keuze maakte, dachten onderzoekers dat het bewijs voor de evolutietheorie kon worden gevonden in de tropen. Daar zouden volgens hen de zwaar behaarde aapachtige voorouders van de mens hebben geleefd en in de loop van de evolutie hun vacht hebben verloren. In 1887 ging Dubois als arts werken bij het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) in de kolonie Nederlands-Indië, het huidige Indonesië. Hier zou hij uitstekend zijn onderzoek kunnen doen. In het gebied waar hij ging werken, werd hij namelijk beschermd door militairen, en kon hij gebruik maken van plaatselijke arbeiders. Plaatselijke gemeenschappen werd niet gevraagd of ze het eens waren met de opgravingen op hun land. De arbeiders moesten hard werken voor Dubois. In 1891 en 1892 vond hij op het eiland Java resten van een soort die hij zag als een tussenvorm van een aap en de mens. Deze aapmens noemde hij Pithecanthropus Erectus oftewel de ‘rechtopstaande aapmens’. Het nieuws dat Dubois het bewijs had gevonden voor de evolutietheorie sloeg in als een bom. Hij werd er wereldberoemd door. Maar ook was er al meteen kritiek op zijn ontdekking.
Twijfels
In 1895 kwam Dubois terug naar Nederland, waar hij zich in eerste instantie vestigde in Den Haag. Twee jaar later werd hij hoogleraar (‘professor’) aan de Amsterdamse Gemeente Universiteit. De resten die hij op Java had aangetroffen beschouwde hij als zijn eigendom, of in elk geval bezit van Nederland. Hij bewaarde ze thuis in een kluis. Rond de eeuwwisseling begonnen meer en meer mensen te twijfelen aan zijn onderzoek. Hoorden de resten die hij had ontdekt eigenlijk wel bij elkaar? Ging het écht om het ontbrekende puzzelstukje? Natuurlijk kwam er ook felle kritiek van de mensen die geloofden dat de mens door God was geschapen. De twijfel en de kritiek maakten Dubois droevig. Tientallen jaren lang weigerde hij om de resten die hij had gevonden aan anderen uit te lenen, zodat ook zij die zouden kunnen bestuderen. Zelfs zijn eigen interesse in de evolutie van de mens werd minder. In de laatste jaren van zijn leven woonde hij in de buurt van Roermond op ‘De Bedelaer’. Dit landgoed lag in de bossen tussen de dorpen Haelen en Heythuysen. Dubois overleed er op 16 december 1940. De wereldberoemde wetenschapper werd begraven in Venlo. Op zijn graf staan tegenwoordig nog altijd de door hem opgespoorde schedelkap en dijbenen afgebeeld.
Collectie Dubois
Dubois leverde een belangrijke bijdrage aan de wetenschappelijke bestudering van de ontwikkeling van de mens. De manier waarop hij zijn onderzoek deed, was een voorbeeld voor latere onderzoekers, en zijn onderzoekstechnieken zijn nog steeds bruikbaar. In onze tijd weten we ook dat de toenmalige twijfels terecht waren. Dubois vond op Java geen overgangsvorm van aap naar mens, maar de resten van een primitieve mens die we ‘homo erectus’ oftewel de ‘rechtopstaande mens’ noemen. Maar ondanks de twijfel en de kritiek is hij van grote betekenis geweest voor de wetenschap, want door zijn ontdekkingen nam de kennis over de ontwikkeling van de mens enorm toe. En de vondsten? Die zijn onder de noemer ‘Collectie Dubois’ nog altijd in Nederland, in het Naturalis Biodiversity Center in Leiden om precies te zijn. Wordt het niet tijd om ze terug te brengen naar de plek waar ze vandaan komen?