Turf zorgde ook voor conflicten, want het was de belangrijkste brandstof, net als olie nu. We weten dat bijvoorbeeld de abdis van Vrouwenklooster bij De Bilt, Henrica van Erp, veel te stellen had met mensen en instellingen die het gemunt hadden op de turfgebieden van het klooster.
In 1139 was er vanuit Oostbroek een vrouwenklooster gesticht, dat ongeveer lag op de plek van het huidige KNMI. In de eeuwen hierna verkreeg het klooster veel bezittingen. Dat was niet altijd een zegen. In 1504 werd de uit een Brabantse adellijke familie afkomstige Henrica van Erp abdis van het Vrouwenklooster. Veel van haar tijd ging zitten in zakelijke beslommeringen. Zo waren er veel conflicten over de exploitatie van de veengronden die het klooster in De Bilt bezat. Ook het kapittel van St. Jan namelijk, waar onder meer Albertus Pigge proost was, meende recht op deze gronden te hebben.
Henrica was ook verantwoordelijk voor de andere nonnen in het klooster, het personeel en de vele roerende en onroerende zaken die bij het klooster hoorden. Ze kon het dus niet over haar kant laten gaan dat anderen er met haar turf vandoor gingen.
Bovendien had ze wel andere dingen om zich druk over te maken. Ze is vast en zeker op de hoogte geweest van de onrust die binnen de katholieke kerk was ontstaan. Ze stierf in 1548, jaren voordat de Reformatie uitbrak en de vernietiging van haar klooster in 1585 veroorzaakte.