Pierre Cuypers

De Roermondse architect en de neogotiek

Stel je toch eens voor: je staat middenin de werkplaats van architect Pierre Cuypers (1827-1921). Wat moet het er hebben gewemeld als in een bijenkorf! Meubelmakers, beeldhouwers en schilders – allemaal waren ze hier hard aan het werk. Zo droegen zij bij aan de bouw van een groot aantal kerken en andere bijzondere gebouwen door heel Nederland, waaronder het Centraal Station en het Rijksmuseum, beide in Amsterdam. Cuypers ontwierp niet alleen gebouwen, maar hij zorgde ook voor de bouw en de inrichting ervan. Dit was voor opdrachtgevers erg aantrekkelijk. Het verlangen van de bouwmeester naar een herwaardering van de gotische architectuur uit de Middeleeuwen leverde hem de nodige bekendheid op. In het voetspoor van Cuypers vestigden andere architecten en kunstenaars hun atelier in Roermond. De stad werd daardoor een centrum van (kerkelijke) kunst.

Katholieke herleving

‘Nederlands eerste projectontwikkelaar’ Cuypers werd geboren en getogen in Roermond. Hij overleed er, en hij werd er begraven. Hij was actief in een tijd die bekend staat als de ‘katholieke herleving’. In de zeventiende en achttiende eeuw werden katholieken in Nederland gezien en behandeld als tweederangsburgers die eigenlijk niet serieus meetelden in de samenleving. Zo konden zij alleen maar bijeenkomen in ‘schuilkerken’ en niet in ‘echte’ kerken. Aan het einde van de achttiende eeuw veranderde deze situatie. Er kon een begin worden gemaakt met de wederopbouw van de katholieke Kerk in Nederland. Het jaar 1853 was daarvoor belangrijk. Toen werd de ‘bisschoppelijke hiërarchie’ oftewel de kerkelijke organisatie hersteld. Voor het Maasland, dat na de Franse Tijd tot het bisdom Luik behoorde, betekende dit de heroprichting van het bisdom Roermond [venster 22]. Met de nadering van de eeuwwisseling nam de katholieke ‘verzuiling’ [venster 43] vastere vormen aan en ontstond het ‘rijke roomse leven’. Dit laatste werd zo genoemd vanwege de vele rituelen en de uitbundige uitingen van het (rooms)-katholieke geloof in het openbare leven, waar steeds meer neogotische (‘neo’ betekent nieuw, ‘nieuw-gotische’ dus) kerkgebouwen verschenen.

Neogotiek

Cuypers geldt als dé vormgever van de ‘nieuwe gotiek’ in Nederland. Vooral door zijn toedoen, daarbij gesteund door Victor de Stuers (de leider van de afdeling Kunsten en Wetenschappen van het ministerie van Binnenlandse Zaken), werd deze architectuurstijl bijna helemaal katholiek. Tot 1850 lag de nadruk op de versiering van gebouwen. Daarna kreeg de bouw ervan meer aandacht. Cuypers was de eerste architect in Nederland die weer het gewelf toepaste. Dit was een bouwkundige constructie uit de Middeleeuwen. Glanzend koperwerk, enorme pijlers, overvloedig houtsnijwerk en gebrandschilderde ramen – ook dat kenmerkte de neogotiek. Deze stijl met haar uitbundigheid werd de uitdrukking van de vreugde die was ontstaan door de katholieke herleving. Katholieken beschouwden de neogotiek als een zichtbaar teken van het groepsgevoel dat steeds meer vorm begon te krijgen.

Kerken

In heel wat dorpen en steden was de invloed van Cuypers te zien. Neogotische kerken kwamen onder meer te staan in Haelen (Sint-Lambertuskerk), Kessel (O.L.V. Geboortekerk), Wyck-Maastricht (Sint-Martinuskerk), Ospel (O.L.V. Onbevlekt Ontvangenkerk) en Pey (O.L.V. Onbevlekt Ontvangenkerk). In Asselt werd de Sint-Dionysiuskerk gerestaureerd en in Echt de Sint-Landricuskerk. Cuypers’ verbeeldings- en scheppingskracht leidden niet alleen tot instemming, maar soms ook tot serieuze kritiek. Ronduit spraakmakend was de restauratie van de O.L.V. Munsterkerk te Roermond, waarbij twee torens aan de voorzijde werden toegevoegd en een achttiende-eeuwse toren werd verwijderd.

Nalatenschap

Hoewel Cuypers zijn kennis en enthousiasme doorgaf aan zijn leerlingen, werd de neogotiek na 1900 minder belangrijk. Architecten keken niet langer naar oudere kunststijlen, maar richtten zich liever op nieuwere vormen van bouwen. Dat het voorbij was met de neogotiek, bleek ook uit de sloop van veel Cuyperskerken in Nederland in de jaren 1960 en 1970 [venster 51]. De nalatenschap van de beroemde architect verbrokkelde. ‘Neogotiek’ werd een scheldwoord waarmee de jongere protestgeneratie [venster 52] de in hun ogen ondemocratische opvattingen van de katholieke Kerk aan de kaak stelde. In Limburg ontkwamen de meeste Cuyperskerken aan de sloop. Wel werden ze ontdaan van hun neogotische interieurstukken en schilderingen.

Rijksmuseum

Dat Cuypers niet helemaal uit ons gedachtegoed is verdwenen, komt met name omdat hij het Rijksmuseum in Amsterdam heeft gebouwd. Het aantrekken van de katholieke bouwmeester voor deze klus was aanleiding voor een felle discussie. Bij de opening van het museum in 1885 was koning Willem III (1817-1890) de grote afwezige. Volgens hem had het gebouw eerder iets weg van een klooster dan van een huis van kunst en cultuur. In de twintigste eeuw werd het neogotische interieur van het Rijksmuseum overgeschilderd om een betere lichtval te krijgen en de kunstwerken te benadrukken. Bij de restauratie van het museum, tussen 2003 en 2013, werden de oorspronkelijke ideeën van Cuypers over de inrichting van het gebouw en de interieurbeschildering opgepakt. Besloten werd de oude, neogotische muurbeschildering onder de verflagen tevoorschijn te halen. Wie meer wil weten over de architect en zijn werk, kan tegenwoordig terecht bij een ander museum: een museum in Roermond dat speciaal over hem gaat. Ga je eens een kijkje nemen in Het Cuypershuis?