Het kamp
Kamp “De Beetse” werd in 1935 gebouwd voor de werkverschaffing. Het was gelegen tussen de dorpen Sellingerbeetse en Jipsingboertange en besloeg een oppervlakte van ongeveer 8 ha. Er kwamen 18 barakken. Hiervan waren 8 bestemd voor huisvesting van arbeiders. De overige barakken waren bijgebouwen die een ander doel hadden zoals: badhuis, centrale keuken, smederij en opslag van werktuigen. Het kamp was ingericht voor 392 mensen. In 10 jaar tijd hebben 5 verschillende groepen het kamp bewoond.
Werklozen
In het begin werden er werklozen uit heel Nederland tewerkgesteld bij het ontginnen van de veengronden. Dit alles gebeurde met schop, kruiwagen en kiepkar.
De werklozen kregen geen echte baan aangeboden, maar werden door de overheid verplicht om in grote werkploegen ongeschoold werk uit te voeren. Ze kregen een ‘put werk’ toegewezen die gedurende de dag, soms week, afgegraven moest worden. Dat was hard werken. Iemand die tegenwoordig veel werk heeft spreekt ook van “Ik heb een flinke put werk”.
Een opzichter, de ‘stokloper’ controleerde met z’n stok of de juiste hoeveelheid turf geproduceerd was. Onenigheid met een ‘stokloper’ kon snel leiden tot ontslag. De werklozen protesteerden dan ook weinig, want ontslag betekende armenzorg.
Joodse mannen
Vanaf januari 1942 zette de Duitse bezetter ca. 500 joodse mannen gevangen in het kamp. Het werd dus een soort concentratiekamp. Hoewel zij hier helemaal niet geschikt voor waren, werden ze op het land aan het werk gezet. Ze moesten hard werken en kregen weinig te eten.
In de nacht van 2 op 3 oktober 1942 werd het kamp omsingeld en vervolgens werden alle Joodse mannen gedwongen naar het station van Stadskanaal te lopen. Vanaf het station ging het per trein verder naar Westerbork. Kort na aankomst in Westerbork werden ze afgevoerd naar Auschwitz, waar ze bijna allemaal zijn overleden.
Dwangarbeiders
De Duitse bezetter had een te kort aan arbeiders in hun fabrieken om wapens voor de oorlog te maken. Jonge Nederlandse mannen werden gedwongen om in Duitse fabrieken te gaan werken, de Arbeidsinzet.
In 1944 kwamen enkele honderden opgepakte jongens in kamp De Beetse. Zij bleven er tot december en werden tewerkgesteld bij boeren in de omgeving, om vervolgens alsnog als dwangarbeider naar Duitsland te worden getransporteerd.
NSB-vrouwen en kinderen
In de Tweede Wereldoorlog waren er Nederlanders, die samenwerkten met de Duitsers bezetters.
Zij werden N.S.B.’ers genoemd, naar hun politieke partij. Aan het einde van de oorlog, na Dolle Dinsdag in september 1944 vluchtten velen van hen naar Lüneburg in Duitsland, maar daar waren ze niet welkom. In februari 1945 werden 200 NSB-vrouwen en kinderen in het kamp gebracht om af te wachten wat er met hen zou gaan gebeuren.
Politieke gevangen
In augustus 1945, na de bevrijding, werd Kamp de Beetse een interneringskamp. Er werden honderden NSB’ers en SS’ers opgesloten om hun straf uit te zitten. Zij waren ‘fout’ geweest in de oorlog. Zij hadden de Duitse bezetter geholpen door veel voor ze te regelen, mensen te verraden of soldaat te worden.
Afbraak en opbouw
Het kamp werd in 1948 gesloten. Daarna werden op één na alle barakken afgebroken en verkocht. Ze werden gekocht door boeren uit de omgeving, die het hout goed konden gebruiken voor het opbouwen van verwoeste schuren.
Op de plek van het voormalige kamp staat nu een museum. ‘Stichting tot Ontwikkeling en Exploitatie Voormalig Kamp de Beetse’ is al jaren actief om de herinnering aan het Kamp levend te houden.
Tijdbalk
Jaar |
Bewoners van kamp “De Beetse” |
1935 |
Werklozen in de werkverschaffing |
1942 |
Joodse mannen |
1944 |
Nederlandse mannen die niet in Duitsland wilden werken |
1945 |
NSB-vrouwen en kinderen |
1946 |
NSB’ers en SS’ers (Nederlanders die voor Duitsland vochten) |
1948 |
Kamp “De Beetse” werd gesloten |
Zelf lezen:
Cees Stolk: De hel van Jipsinghuizen
Historische Vereniging Westerwolde
Tekstbronnen:
Jaap Spanninga: Kamp De Beetse, 1935-1948