De beeldsnijkunst

Uit het juiste hout gesneden

In het katholieke geloof, en in het bijzonder de katholieke misviering, spelen altaren oftewel offertafels een belangrijke rol. Met name na 1400 zorgden bijvoorbeeld de ambachten (gilden) ervoor, dat er in veel kerkgebouwen nieuwe hulpaltaren kwamen naast het hoofdaltaar, de belangrijkste offertafel. Boven zo’n hulpaltaar stond vaak een kast met houten beelden van de heiligen aan wie dit altaar was toegewijd. Voor het maken van een dergelijk meubelstuk werkten beeldsnijders, meubelmakers en schilders samen. Zij zagen zichzelf niet als kunstenaars, maar als ambachtslieden die modellen en tekeningen volgden. Daarom zijn beelden op een enkele uitzondering na niet van een ‘handtekening’ voorzien (gesigneerd) en moeten we het tegenwoordig soms doen met bedachte namen zoals ‘de Meester van Elsloo’. Ateliers waren altijd gevestigd in een stad. Kopers kwamen meestal uit een gebied binnen een straal van 50 tot 75 kilometer. Er waren echter ook centra van beeldhouwkunst zoals Brussel, Antwerpen en Mechelen (alle drie in het huidige België). Hier werd bijna fabrieksmatig geproduceerd voor de export door heel Europa. Beeldsnijders waren veelzijdige ambachtslieden. Zij werkten niet alleen in hout, maar ook in steen, onder meer voor grafmonumenten. Daarnaast voerden zij niet-religieuze opdrachten uit, zoals meubels.

 

Driedeling

Aan het einde van de Middeleeuwen namen door veranderende religieuze opvattingen [vensters 20 & venster 21], economische teruggang [venster 16] en politieke onrust [vensters 9 & venster 12] de opdrachten voor houtsnijwerk in snel tempo af. Altaarkasten werden juist op grote schaal afgebroken. Dit betekende niet automatisch het verlies van beelden. Vaak werden die in de kerk herplaatst of in de omgeving doorverkocht. Zo is in het Maasland toch heel wat laatmiddeleeuwse beeldhouwkunst bewaard gebleven, al staat niet alles meer op de originele plek. Door de verschillende stijlen van de kunstwerken met elkaar te vergelijken, en te zoeken naar overeenkomsten en verschillen, is het mogelijk om groepen van onderling verwante beelden te ontdekken. Limburg verkeert daarmee in een uitzonderingspositie ten opzichte van de rest van Nederland. Daar zijn door de Reformatie slechts weinig beelden bewaard gebleven. Voor de activiteiten van beeldsnijders in het Maasland kan een driedeling in noord, midden en zuid worden gemaakt.

Noord

Het gebied dat we tegenwoordig kennen als Noord-Limburg, stond duidelijk onder de culturele invloed van de Nederrijn en het hertogdom Kleef. In steden zoals Kalkar, Kleef, Wesel, Emmerich, Rees en Xanten (allemaal in het huidige Duitsland) waren tussen 1470 en 1540 veel beeldsnijders werkzaam. Vooral Kalkar was een centrum met een meer dan regionale uitstraling. Als grondlegger hiervan geldt ‘Meester Arnt’, die tussen 1460 en 1491 in Kalkar en daarna in Zwolle werkte. Enkele kerken in Noord-Limburg (Venray, Oostrum, Lottum en Grubbenvorst) hebben beelden waarvan wordt vermoed dat hij ze heeft gemaakt. Met betrekking tot Venlo worden in de oude archieven tussen pakweg 1500 en 1540 de namen van enkele beeldsnijders vermeld. Er zijn echter geen beelden die zeker weten door deze ambachtslieden zijn vervaardigd. De productie in Venlo schijnt overwegend van plaatselijk belang te zijn geweest.

Midden

In de eerste helft van de zestiende eeuw waren in Roermond beeldsnijders actief die worden samengevat onder de benaming ‘Meester van Elsloo’. Deze naam is ontleend aan een groot beeld in de kerk van Elsloo, dat oorspronkelijk uit Roermond komt. Meester van Elsloo is dus een verzamelnaam; voor ongeveer 200 wat betreft stijl met elkaar samenhangende, maar in kwalitatief opzicht verschillende beelden. Daarbinnen worden afzonderlijke groepen onderscheiden. De meeste beelden bevinden zich in onze tijd in kerken in Noord- en Midden-Limburg, in het noordelijke deel van Belgisch Limburg en in de stad Heinsberg (Duitsland) en omgeving. Vanwege de ligging van Roermond in het midden van het verspreidingsgebied mag worden aangenomen dat de Meester van Elsloo daar gevestigd was. Maar uit de oude Roermondse archieven is nauwelijks iets bekend over beeldsnijders. Gaat het hier om één iemand? Zijn het misschien enkele leden van één familie? Of is het een groep van beeldsnijders die werkte volgens dezelfde modellen? Tussen 1490 en 1550 wordt bijvoorbeeld een zekere Jan van Oel meerdere keren uitdrukkelijk genoemd als beeldsnijder. Maar het blijft onduidelijk of het telkens om dezelfde persoon gaat.

Zuid

Veruit de meest bekende laatmiddeleeuwse beeldsnijder uit het Maasland is Jan van Steffeswert. Hij werkte in Maastricht tussen pakweg 1490 en 1526, en overleed in of vlak voor 1537. De vermeldingen van Van Steffeswert in de oude Maastrichtse archieven hebben niet alleen betrekking op zijn opdrachtgevers, maar geven ook informatie over familierelaties en woonomstandigheden. In zijn laatste levensjaren lijken hij en zijn kinderen in Maastricht betrokken te zijn geraakt bij de opkomende ‘Lutherije’, de kerkelijke stroming van de ‘wederdopers’ uit de tijd van de Reformatie. Van Steffeswert was trouwens niet de enige beeldsnijder in deze stad. Uit de periode 1480-1530 is een handvol vakgenoten bekend. Tot op heden lukte het niet om een van deze namen te verbinden met een nog bestaand beeld. De beroemdheid van Van Steffeswert reikte al in zijn tijd tot buiten Maastricht. Zo kreeg hij in 1524 de eervolle opdracht om de grote Marialuchter in de Dom van Aken te leveren. In de kunstgeschiedenis is hij echter vooral ‘letterlijk’ bekend geworden doordat hij soms beelden voorzag van zijn naam en een jaartal. Van hem zijn in totaal veertien beelden met zo’n signatuur bekend. Het signeren van beelden in die tijd is niet uniek, maar zoals gezegd wel zeldzaam, en komt voor zover bekend in het Maasland verder niet voor. Daarmee kan Jan van Steffeswert worden gezien als een sprekend voorbeeld van iemand die zich ontwikkelde van de anoniem werkende ambachtsman uit de Middeleeuwen tot de zelfbewuste kunstenaar van de Renaissance [venster 19].