De Drakenfontein

Bouwen buiten de vestingmuren

Sinds 1903 staat er een grote gouden draak recht tegenover het Bossche treinstation. Deze draak staat boven op een fontein en verwelkomt bezoekers in de stad. De Drakenfontein is gebouwd als pronkstuk van de grootste stadsuitbreiding van ’s-Hertogenbosch eind negentiende eeuw. De fontein was ook een herdenkingsmonument voor een rijke Bosschenaar en moest de gezondheid van de Bosschenaren bevorderen.

De Moerasdraak 
’s-Hertogenbosch was eeuwenlang een belangrijke vestingstad. Om de stad te beschermen werden er stevige stadsmuren gebouwd. De gebieden rond deze muren lagen lager dan de stad, waardoor ze vaak onder water stonden. De vijand kon door dit moeras de stadsmuren niet eens bereiken. ’s-Hertogenbosch stond daarom bekend als de ‘Moerasdraak'. Deze sterke verdediging had wel nadelen voor de uitbreiding van de stad. De Bosschenaren konden niet zomaar bouwen in het moerassige gebied. Bovendien waren gebouwen buiten de stadsmuren gevaarlijk, want de vijand zou zich er schuil kunnen houden.  

Vanaf 1874 verloor ’s-Hertogenbosch haar functie als vestingstad. Dit betekende dat de Bosschenaren nu wel buiten de stadsmuren mochten bouwen. Dat was hard nodig. De stad was overvol en het leven was er heel ongezond. In 1900 was de kindersterfte in ’s-Hertogenbosch zelfs de hoogste van het hele land. Het stadsbestuur begon daarom met het slopen van vestingwerken om ruimte te maken voor een grote stadsuitbreiding.  

De eerste nieuwe wijk moest aan de westkant van de stad komen. Het land moest hier wel eerst opgehoogd worden met een dikke laag zand, omdat het te moerassig was en vaak onder water liep. Al dit zand kwam van de Vughtse Heide. Door het graven ontstond daar een grote waterplas. Die plas kreeg de naam van de graafmachine: de IJzeren Man. De nieuwe wijk die ’s-Hertogenbosch bouwde was de grootste stadsuitbreiding in vijfhonderd jaar tijd. De wijk kreeg ook een toepasselijke naam: ’t Zand.  

Paulus Jan Bosch van Drakestein 
Tijdens de bouw van ’t Zand overleed de Bosschenaar Paulus Jan Bosch van Drakestein, in 1894. Hij was commissaris van de Koningin in Brabant. In zijn testament liet hij tienduizend gulden na aan het stadsbestuur van ’s-Hertogenbosch voor de oprichting van een fontein. De gemeente besloot dat die nieuwe wijk de ideale plek was voor de fontein. Ze kozen voor een plek pal voor het nieuwe station, aan de Stationsweg.  

De overleden commissaris wilde dat de fontein meer dan alleen een mooi pronkstuk werd. De fontein moest de Bosschenaren schoon drinkwater bieden. Daarnaast wilde hij zijn overleden dochters en vrouw herdenken. De fontein zou dus ook een monument voor de familie Drakestein zijn.  

Gouden draak 
Voor het ontwerp van de fontein schreef de gemeente een prijsvraag van vijfhonderd gulden uit. Twee broers uit Nijmegen sleepten de opdracht binnen, maar de stadsarchitect Jules Dony vond hun ontwerp niet goed. Het was volgens hem te ‘modern’ en paste niet bij de stijl van de gebouwen aan de Stationsweg. Uiteindelijk kreeg de stadsarchitect zelf de opdracht om een ontwerp te maken. Dit werd de grote gouden draak boven op de fontein met vier kleinere zwarte draken aan de voet van het bouwwerk.  

Hoewel Den Bosch veel schade opliep tijdens de Tweede Wereldoorlog bleef de Gouden Draak op wonderbaarlijke wijze overeind staan. In 2000 viel hij plotseling van zijn sokkel door een gebrek aan onderhoud. Het beeld is toen helemaal opgeknapt met een speciale behandeling om het verouderingsproces te stoppen. Zo kan de Drakenfontein nog eeuwenlang het symbool blijven van ’s-Hertogenbosch en bezoekers verwelkomen.