Buurtschappen

Het ontstaan van Molenpolder, Maarsseveen en Tienhoven

De buurtschappen Molenpolder, Oud- en Nieuw-Maarsseveen en Tienhoven hebben een belangrijke rol gespeeld in de (economische) opkomst en bloei van de latere gemeente Maarssen. Voor het ontstaan van deze buurtschappen moeten we terug naar ongeveer het jaar 1000 of misschien zelfs nog wat eerder.

Maarsseveen en Tienhoven

Utrecht begon in die tijd te floreren als handelsstad en de bisschop kreeg er steeds meer invloed. Gesteund door de keizer van het Duitse Rijk geeft hij aan geestelijke instellingen, de kapittels, grond om in hun onderhoud te kunnen voorzien en die geven op hun beurt die grond weer ter ontginning in leen aan anderen. Het betreft onder andere enorme stukken van het veengebied van Maarsseveen. Vanaf de Vecht wordt een dwarswetering, de Zogwetering, gegraven en van daaruit wordt richting het Gooi de toplaag van deze wildernis ontgonnen. De turf wordt verkocht aan bedrijven en inwoners van de stad Utrecht.

Omstreeks 1500 is men met de ontginning en exploitatie opgeschoven naar de huidige Laan van Niftarlake, Looydijk en Heuvellaan. Toen bleek overigens dat er tijdens de ontginning iets misgegaan was. De Maarsseveense ontginning was vanuit de Zogwetering begonnen met een breedte van 24 ho(e)ven, maar bleek aan de Looijdijk/Heuvellaan teruggelopen te zijn naar 19 ho(e)ven breedte. De Tienhovense ontginners daarentegen bleken nagenoeg op de volle breedte van 24 ho(e)ven te zijn opgeschoven vanuit de Zogwetering. Het conflict dat ontstond over deze situatie werd uiteindelijk door Karel V beslist ten gunste van Tienhoven.

Tienhoven is ontstaan uit Maarsseveen en dat is te danken aan de opkomst van een soort dienstmannen van de bisschop, de ministerialen. Deze militaire laag van de bevolking kreeg van de bisschop grond in leen. Zij konden van de onderverhuur ervan in hun levensonderhoud voorzien. Op 6 december 1243 verkocht ridder Herman van Maarssen het gerecht, de tijns (belasting) en tienden (10% van de opbrengst) van tien hoven in Maarsseveen aan het kapittel van Sint-Pieter. Dit stuk heette vanaf toen niet langer Maarsseveen, maar Tienhoven. Diezelfde Herman van Maarssen leende overigens het nieuw ontstane gerecht weer terug van het kapittel.

Oud- en Nieuw-Maarsseveen

Voor het ‘ontstaan’ van Oud- en Nieuw-Maarsseveen moeten we naar het jaar 1641. De Amsterdamse koopman Joan Huydecoper kocht in dat jaar het gerecht Maarsseveen. Hij bezat ook nog gronden aan de Vecht, genaamd De Gouden Hoef en Diependaal. Die laatste twee stukken noemde hij Nieuw-Maarsseveen en dat was het gebied waar hij een groot aantal buitenhuizen zou ontwikkelen. Het gebied ten noorden van de Zogwetering werd toen voortaan Oud-Maarsseveen genoemd.

Molenpolder

De oorsprong van de naam Molenpolder blijft een raadsel. Op de kaarten staat dit gebied vermeld als Zek. Het Westbroekse gedeelte, vanaf de Nedereindsevaart tot de Burgemeester Huydecoperweg, waterde in de Vecht af via de nog bestaande Westbroekse Molen. In 1957 werden zowel Tienhoven als het Westbroekse gedeelte van het Zek aan de gemeente Maarssen toegewezen. Wellicht dat burgemeester De Ruiter toen de naam Molenpolder heeft gebruikt. Een naam die vanaf die tijd aan dit gebied is blijven plakken.