Kloppen, ook wel klopjes genoemd, waren niet-kloostergebonden, vrome vrouwen die werk van katholieke priesters overnamen. Deze benaming heeft mogelijk te maken met de overtuiging dat Christus op de deur van hun hart klopte om hen te roepen tot Gods werk. Kloppen verzorgden onderwijs, godsdienstonderricht en vulden de tekorten binnen de geloofsgemeenschap aan die waren ontstaan door het verbod op kloosters na de Reformatie. Na het Concilie van Trente (bekrachtigd in 1563) werden er strenge eisen gesteld aan de opleiding van priesters. Door het gebrek aan priesters dat zo ontstond, was het slecht gesteld met de zielenzorg binnen de parochies.
"Geestelijke maagden"
Kloppen kwamen vanaf 1581 in heel Nederland voor. Kloppen leefden niet volgens de regels van kloosters en begijnen, maar waren wel dienstbaar aan de katholieke Kerk. Een groot voordeel voor hen was dat zij geen verantwoording aan een man (echtgenoot, vader of broer) hoefden af te leggen. Een soort vroege voorloper van de vrouwenemancipatie zou je kunnen zeggen. Kloosterlingen waren wel verantwoording schuldig aan een bisschop. Een leven als klop werd met een intrede gevierd: ze meldde haar voornemen te leven als "geestelijke maagd" aan de plaatselijke pastoor. In de handen van deze pastoor legde ze de gelofte van zuiverheid af. Deze intrede werd in de kerk plechtig gevierd. Ze zei voor de hele parochie haar belofte, ontving op haar hoofd een kroon en aan haar vinger een kloppenring (een eenvoudige ring met een crucifix). Deze plechtige viering betekende ook dat zij binnen de parochie bekend stond als klop en daarop aangesproken werd. De meeste vrouwen konden lezen en schrijven en menigeen kwam uit gegoede familie. Klopjes leefden in eenvoudige huizen, meestal in de buurt van hun ouderlijk huis, en moesten in hun eigen onderhoud voorzien. Na hun dood werden kroon en ring in het graf meegegeven.
Kloppen in Borne
Borne heeft veel kloppen gekend; in de 19de eeuw waren er nog 31. Ze woonden in zogeheten klopjeswoningen. Van deze woningen zijn er twee overgebleven. Op het terrein van de Meyershof staat nog een kloppenhuis, de Meiers Klop. Geertruid Helmich, dochter van de hofmeier, zou daar hebben gewoond. De klopjeswoningen aan de Koppelsbrink zouden onderdak hebben verschaft aan Grote Sien. Andere bekende namen waren: Zonder-Klop, Kniepstiene, Naatje, Allderinks Miejke en de laatste klop in Borne, Engeline Roelvink, ook bekend als Mandjes-Engel. In 1895 eindigde het kloppenleven in Borne met de komst van de Zusters van Schijndel. In Borne werden de kloppen ook wel "Birr-Jannöäkes, genoemd, omdat zij stervenden met hun gebeden bijstonden.
Gezina Kuipers uit Zenderen
Zenderen had ook kloppen, minstens drie. Uit het overzicht van nieuwgebouwde huizen 1682-1749 is het klopjeshuis van Gezina Kuipers bekend. Haar huis stond vlak bij de woning van haar ouders, het Kuipershuis. Omdat Gezina in haar eigen onderhoud moest voorzien, begon zij een blekerij. Ze had daarvoor ook geld geleend van een Joodse man, Hedeman, maar helaas ging zij failliet. Haar huis werd door Hedeman in beslag genomen. Toch kon zij tot haar dood in haar huis blijven wonen en haar werk als klop voortzetten. Na het herstel van de kerkelijke hiërarchie in 1853 was het gedaan met de kloppen. Ze verdwenen langzaam van het toneel.