Johannes Pieter (Jan) Pronk (II)

Ontschotting ministerie, milieu en jongeren betrekken

In 1989 werd Pronk (geboren in 1940) opnieuw minister in de kabinetten Lubbers III en Kok I. Zijn aantreden viel samen met de val van de Muur. Zijn eerste beleidsnota ‘Een Wereld van Verschil’ ademde optimisme. Vanaf nu zou de wereld in grotere eenheid kunnen bouwen aan rechtvaardiger verhoudingen. Maar al gauw raakte de wereld in de ban van nieuwe conflicten in Afrika (Liberia, Sierra Leone en Rwanda) en in Europa (de Balkan).

Pronk schreef een nieuwe nota: De Wereld in Geschil. De toon van het ontwikkelingsdebat werd somberder: armoede blijkt nauw samen te hangen met conflicten. De aanpak van armoedebestrijding werd breder en veelomvattender.

Samen met minister van Buitenlandse Zaken Hans van Mierlo ‘ontschotte’ Pronk het ministerie. De diplomaten en de ontwikkelingswerkers gingen samenwerken. Zij moesten politieke druk uitoefenen, of onderhandelingen voeren, om conflicten binnen landen op te lossen of te zorgen dat mensenrechtenschendingen stopten. Deze ‘politieke’ invalshoek was ook de reden dat Pronk in totaal 120 landen hulp verschafte. Daarmee kocht hij ‘een plek aan de onderhandelingstafel’ en kon zo meebeslissen.

Ontwikkelingsdenken
De eenzijdige focus op economische groei en de rol van de staat werden genuanceerd. Het ging meer om ‘menselijke ontwikkeling´ en, in het geval van conflictlanden, om ‘menselijke veiligheid´. Milieu als randvoorwaarde voor ontwikkeling kwam vooral na ‘Rio ‘92’ op.
Maar Pronk had ook aandacht voor de economie. 

Maatschappelijke organisaties
Tegelijkertijd was er een enorme toename van particuliere ontwikkelingsorganisaties, vooral in ontwikkelingslanden zelf. Die groei was een gevolg van het besef dat de maatschappij ook van onderop moet worden opgebouwd.

Nota:

Bronnen:

Extra