Venster van het algemeen kiesrecht
28 september 1919
Algemeen kiesrecht betekend dat iedereen mag kiezen en stemmen. In nederland mag je pas stemmen vanaf de 18 jaar. Censukiesrecht staat in contrast met algemeen kiesrecht. Bij censukiesrecht mag je pas stemmen wanneer je een bepaald bedrag aan belasting kan betalen. Algemeen kiesrecht is begin 20ste eeuw in werking gezet bij de meeste westerse europeese landen. Algemeen kiesrecht is in werking in nederland sinds 28 september 1919. Op 9 mei 1919 werd het aangenomen door de Tweede Kamer met 64 tegen 10 stemmen. Op 10 juli 1919 werd het aangenomen door de Eerste Kamer met 34 tegen 5 stemmen.
De invoer van onverwaardelijk stemrecht voor mannen kwam tergelijketijd met het invoeren van het passief vrouwenkiesrecht. Vrouwen mochten toen wel al gekozen worden, maar de vrouwen mochten nog niet zelf stemmen. In 1918 werd Suze Groeneweg als eerste vrouw gekozen in de Tweede Kamer, zij was er namens de SDAP. De dag dat Suze in de Tweede Kamer kwam, deed ze meteen een inifiatief-wetsvoorstel om ook actief kiesrecht voor vrouwen te krijgen. Op 9 mei 1919 werd de wet aangenomen door de Tweede Kamer. Dit met 64 tegen 10 stemmen. Op 10 juli 1919 ging de wets-voorstel naar de Eerste kamer, ook hier werd het goedgekeurt met 34 tegen 5 stemmen. Op 28 september 1919 trad de wet in werking, vanaf toen was er dus algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen vanaf 25 jaar. in 1946 veranderde dit van 25 naar 23. 19 jaar later (in 1965) veranderde dit van 23 naar 21. In 1972 werd de leeftijd weer verlaagd naar 18 jaar.