Patriotten en prinsgezinden

In Maarssen werd een 'vrijkorps' opgericht.

De stadhouder, in dit geval Willem V, had in de achttiende eeuw een aanzienlijk machtiger positie dan zijn voorgangers ooit hadden gehad. Dat maakte hem kwetsbaar in tijden van tegenspoed, zoals in de jaren tachtig van de achttiende eeuw. De Republiek telde op internationaal vlak nauwelijks meer mee en de binnenlandse economische situatie was slecht. Verder was er een vaste groep regenten rondom de stadhouder ontstaan die de mooiste banen bemachtigden. De onvrede die daaruit voortvloeide, leidde ertoe dat een groep mensen opstond die herstel van de eer van het vaderland nastreefden en zich daarom Patriotten noemden. Dit streven was aantrekkelijk voor degenen die tot dusver buiten spel stonden, zoals rooms-katholieken, middenstanders en regenten buiten de ‘stadhouderlijke kliek’. Tegenover deze patriotten stonden de prinsgezinden, aanhangers van het bewind van de Oranjes.

Maarssen

Het was niet toevallig dat het patriottisme in Maarssen/Nieuw-Maarsseveen behoorlijk wat aanhang kreeg. Het economisch leven werd er gedomineerd door de middenstand en de eigenaren/bewoners van de (Amsterdamse) buitenplaatsen. Bovendien lagen beide gerechten aan de Vecht, de hoofdverkeersader van de Republiek die Utrecht en Amsterdam verbond. De beweging werd geleid door Marten van den Helm, de schout van Maarsseveen. Daarnaast speelden ook zijn zoon Jasper van den Helm en een aantal ambachtslieden, waaronder verschillende schepenen, een belangrijke rol. Aanvankelijk werd hun streven ondersteund door de ambachtsheer van Maarsseveen, de ambachtsvrouwe van Maarssen en de Maarssense pastoor, die tevens aartsdiaken was van de provincie Utrecht.

Vrijkorps

De Maarssense patriotten richtten ook een vrijkorps op. Dat was een vorm van burgerbewapening en bij de oprichting werd de bedoeling ervan als volgt geformuleerd: ‘De vrijheid (=volkssoevereiniteit) moet op de troon worden geholpen, de wettige regering (=door het volk) moet gevestigd worden en de verdervende hand (=Oranje) verdreven’. Het heeft er alle schijn van dat het vrijkorps, of in ieder geval een aantal leden ervan, in 1787 ook daadwerkelijk in actie is gekomen. Toen de stad Utrecht onder druk kwam te staan van de oprukkende Pruisen, trokken patriotten daarnaartoe om aan de verdediging deel te nemen.

Bezwaren indienen

Dat was nog niet alles. Toen door de overheid de mogelijkheid werd geboden om bezwaren in te dienen tegen een aantal provinciale regels werd daar ook uitgebreid gebruik van gemaakt. Het ging bij de ingediende bezwaren om de wijze van belastingheffing, de jacht door stedelingen op het platteland, de organisatie van openbare verkopingen en ook de verantwoording van de kerkmeesters en de uitoefening van recht en wet op het platteland. Bovendien zou er een vorm van toezicht namens de burgers op het bestuur moeten komen.

Herstel van oude verhoudingen

Ondertussen begon het getij voor de patriotse beweging te verlopen. De aanhouding van de echtgenote van de stadhouder op 28 juni 1787 bij Goejanverwellesluis leidde tot een toenemende druk van Pruisische kant en uiteindelijk tot een invasie door hun leger in september van dat jaar. De eigenaren van de beide heerlijkheden trokken hun openlijke steun in; iets wat de pastoor, ten gevolge van de antiklerikale ontwikkelingen in Frankrijk, al eerder had gedaan. Het herstel van de oude machtsverhoudingen had voor de meeste Maarssense en Maarsseveense patriotten weinig gevolgen; bijna allen konden hun carrière voortzetten.