Transgenderwet
Het was in 1985 al mogelijk voor transgender personen om hun geslachtsaanduiding op hun geboorteakte te veranderen. In de transgenderwet die er toen was werden wel een aantal eisen gesteld om dat te kunnen laten doen. Zo moest het lichaam aangepast worden naar het gewenste geslacht en moet er sprake zijn van een niet meer te veranderen sterilisatie. Dit heeft voor veel schade gezorgd bij transgender personen. In de Transgenderwet van 2014 zijn deze voorwaarden geschrapt. Ze werden gezien als mensonterend en als aantasting van de menselijke integriteit. De toenmalige Minister Dekker zei hier het volgende over: “De oude wet kon transgender personen voor een harde, bijna onmogelijke keuze stellen. Aanpassing van de geslachtsaanduiding was alleen mogelijk na een fysieke transitie en definitief afscheid van een eventuele kinderwens. Zo’n inbreuk op de lichamelijke integriteit kunnen we ons vandaag de dag eigenlijk niet meer voorstellen. Het is belangrijk het leed van transgender personen onder ogen te zien en daarvoor erkenning, tegemoetkoming en excuses aan te bieden.“ Naast excuses kregen transgenders die tussen 1985 en 2014 hun geslacht hadden laten veranderen een financiële tegemoetkomen voor het leed dat hun was aangedaan. De nieuwe wet kwam tot stand door het inwinnen van veel advies. Zo werd de Raad voor de Rechtspraak naar hun mening gevraagd. Ook het COC Nederland, het Transgender netwerk Nederland, de Commissie Gelijke Behandeling en individuele belanghebbende hadden inspraak op de inhoud en tekst van de nieuwe wet. In 2012 ging de Tweede kamer akkoord met het wetsvoorstel. In 2013 ging de eerste kamer ook akkoord. Uiteindelijk werd de nieuwe wet in juni 2014 in het Staatsblad gepubliceerd en werd de wet op 1 juli 2014 van kracht. Ondanks deze wet blijft er veel discussie over bijvoorbeeld de geslachtsaanduiding die mensen willen veranderen op hun identiteitspapieren.