De beeldenstorm van Weert

Anna van Egmond en de Opstand

Er had nog geen haan gekraaid. De zon was nog niet aan de horizon verschenen. Plotseling werd het klokje van de poort van klooster Mariawijngaard in de Maasstraat in Weert geluid. De portierzuster, die al slapende wacht hield bij de toegangspoort, schrok wakker. Ook de moeder-overste, die aan het hoofd stond van het klooster [venster 37], ontwaakte van het ongewoon vroege geluid. Eenmaal buiten gekomen, hoorden ze het alarmerende bericht dat protestanten binnenkort in de katholieke kerken en kloosters van Weert en omgeving beelden kwamen vernielen. Sinds augustus 1566 was de Beeldenstorm zich in snel tempo aan het verspreiden door heel de Nederlanden. Nu dreigden ook serieuze vernielingen in Weert.

Beeldenstormers

De territoria (‘landen’) van Horn, Weert en Wessem behoorden toe aan graaf Filips van Montmorency (1524-1568). Zijn bezittingen waren kleiner dan bijvoorbeeld die van Willem van Oranje (1533-1584). Toch wilde hij, als man van hoge adel, een belangrijke rol spelen in het bestuur van de Nederlanden. Omdat hij vaak in Brussel was, had zijn moeder, Anna van Egmond (1504-1574), feitelijk het bestuur in handen in Weert. Zij was ‘luthers’ opgevoed – het lutheranisme is een stroming binnen het protestantisme – en steunde de hervormingsgezinden. Hoogstpersoonlijk haalde zij Thomas van Sprankhuysen, de katholieke pastoor van Weert, over om zich te bekeren tot het protestantisme! Ook liet ze twee predikanten oftewel dominees van Keulen naar Weert komen. In de kerk van de Sint-Martinusparochie sloegen de protestantse beeldenstormers alle beelden, stoelen en lessenaars kapot. Op die manier werd de kerk ‘gezuiverd’ van katholieke elementen en geschikt gemaakt voor de protestantse eredienst. In plaats van ‘Heilige Missen’ vonden er voortaan twee keer per dag ‘preken’ plaats.

Spanningen

Tijdens de voorgaande jaren hadden de edelen geprotesteerd tegen hun beperkte invloed op het beleid van de streng katholieke koning Filips II (1527-1598). Zij wilden dat deze heer van de Nederlanden, die in Spanje woonde, de voorrechten van de gewesten en de edelen meer zou respecteren. Net als andere hoge edelen gunde Van Montmorency de mensen een zekere gewetens- en religievrijheid. Maar Filips II streefde juist naar centralisering en eiste dat iedereen katholiek bleef. Enkele dagen voor Kerstmis 1566 keerde Van Montmorency terug naar Weert van een reis in Doornik (in het huidige België), waar hij vergeefs had geprobeerd de positie van de katholieken te herstellen. Ook in Weert probeerde de graaf de invloed van de protestanten te verkleinen. In diezelfde tijd trokken zijn moeder, de lutherse Anna van Egmond, en Walburgis van Nieuwenaar, de protestantse echtgenote van Van Montmorency, met de Weerter ex-pastoor Thomas van Sprankhuysen naar Nederweert. Ze wilden hem daar in de kerk laten preken. De katholieke pastoor van Nederweert maakte keurig plaats voor zijn tot het protestantisme bekeerde collega. Maar toen Thomas begon te preken, maakten de katholieken zoveel lawaai door te schreeuwen en te trappelen met hun klompen, dat hij onverstaanbaar was. Daarom zat er voor Anna en Walburgis weinig anders op dan met hun beschermeling terug te keren naar Weert. In Wessem, een ander politiek gebied waar Anna het voor het zeggen had, kon de nieuwe religie wél worden ingevoerd.

Onthoofding

Op 5 juni 1568 werd Van Montmorency onthoofd op de Grote Markt in Brussel. Volgens koning Filips II en hertog Alva, die door de koning naar de Nederlanden was gestuurd om de rust te herstellen en de beeldenstormers te bestraffen, had deze graaf van Horn te veel partij gekozen voor de protestantse opstandelingen. Hij werd veroordeeld wegens hoogverraad en belediging van de koning. Zijn bezittingen werden opgeëist en hem ontnomen, maar Alva kon Weert niet bezetten. Daar had Anna nog steeds de politieke macht en werd er hervormingsgezind gepreekt. Pas toen drieduizend man voetvolk en duizend soldaten te paard naar Weert optrokken, gaf de stad zich over. Anna was ondertussen op tijd naar Keulen vertrokken. Ze steunde met 10.000 gulden de veldtochten van Willem van Oranje. Ze hoopte dat hij de katholieke Alva en zijn soldaten kon verdrijven, zodat zij de territoria van Horn, Weert en Wessem terug zou krijgen. Maar bij haar overlijden in 1574 was daarvan helemaal niets terechtgekomen.