De wederopbouw

Werk aan de winkel!

‘Het grote nieuws van deze dag’, aldus de krant De Stem van Londen, op 4 september 1944, ‘is de bevrijding van de Belgische hoofdstad Brussel. (…) Een Duits bericht meldt, dat Amerikaanse troepen aangekomen zijn aan het Julianakanaal in Z.Limburg, dat is dus bij Maastricht’. Op 13 en 14 september 1944 werd Maastricht de eerste bevrijde stad in Nederland. Maanden later, toen Geallieerde troepen op 3 maart 1945 de dorpen Arcen, Velden, Bergen en Well bereikten, was de totale bevrijding van Limburg pas een feit. Vooral in het noorden en midden van de provincie bleek de oorlogsschade enorm te zijn. Hier hadden de zwaarste gevechten plaatsgevonden. Het zou een hele klus worden om de vernielde huizen, kerken en andere gebouwen te herstellen of helemaal opnieuw te bouwen.

Chaos

De eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) waren de bewoners van Limburg inderdaad druk met de materiële kanten van de oorlogsschade. Veel mensen hadden daarnaast last van vreselijke oorlogsherinneringen. Zij waren gevangen genomen, hadden vanwege de Arbeidsinzet verplicht moeten werken in Duitsland [venster 46], waren gewond geraakt, of hadden familieleden en vrienden verloren. Limburgers probeerden zo goed mogelijk hun dagelijkse leven weer op te pakken, vaak zoals ze dat vóór de oorlog geleid hadden. Tegelijkertijd was er hoop op verandering. Zou de wereld beter worden na al dat geweld? En zouden mensen zich minder stevig dan voorheen organiseren op basis van geloof en overtuiging (ideologie), zoals in tijden van de ‘verzuiling’ [venster 43] was gebeurd?

Herstel

Al direct na de bevrijding probeerde de bestuurlijke elite een einde te maken aan alle chaos. Limburgers werden opgepakt die met de Duitse bezetter samen hadden gewerkt of van wie werd vermoed dat ze dat gedaan hadden [venster 44]. Hun daden werden onderzocht. Ze werden opgesloten op plekken zoals Kamp Julia in Eygelshoven bij Landgraaf, een soort geïmproviseerde gevangenissen, en ze werkten in de steenkolenmijnen [venster 42]. Intussen trachtte de bestuurlijke elite het algemene bestuur van Limburg te herorganiseren. Hiernaast was er nog het Militair Gezag vanuit het leger, en ook verzetsstrijders probeerden op hun manier de orde te herstellen. Af en toe zaten ze daarbij elkaar dwars. Toch werd steeds duidelijker wie wat moest doen. Zo keerde langzaam maar zeker de rust terug in Limburg. In mei 1946 konden voor het eerst sinds lange tijd weer verkiezingen worden gehouden op het provinciale niveau, voor de Provinciale Staten.

Mislukte doorbraak

Tijdens de oorlog hadden heel wat Nederlanders met een belangrijke functie gevangen gezeten in het Noord-Brabantse gijzelaarskamp Sint Michielsgestel. Daar hadden ze bedacht dat na de oorlog de politiek en de samenleving als geheel veranderd zouden moeten worden. Vooral het feit dat veel Nederlanders verdeeld waren in min of meer gesloten groepen op basis van geloof en overtuiging (ideologie) – protestanten, katholieken, socialisten en liberalen – vonden ze maar niks. Er moest een einde komen aan deze verdeling. Dat zou echter niet lukken. De vooroorlogse ideeën in de politiek bleven eigenlijk grotendeels hetzelfde. En massaal bleven de mensen weer binnen hun eigen groep. In Limburg waren de katholieken nog steeds erg invloedrijk. Vanaf 1945 organiseerden zij zich politiek gezien in de Katholieke Volkspartij (KVP). En ook de invloed van de katholieke Kerk bleef groot. De ‘doorbraak’ was duidelijk mislukt.

Handen uit de mouwen

In de naoorlogse jaren werd eerst de centrale infrastructuur, het vervoer, hersteld. De spoorlijnen waren er niet heel slecht aan toe, maar de Maas moest weer veilig en bevaarbaar worden gemaakt. Daarvoor moesten scheepswrakken en gevaarlijke munitie(resten) worden opgeruimd. Ook bruggen, die de Duitse bezetter op grote schaal had opgeblazen, en vernielde wegen werden hersteld. Dat was belangrijk, want vanaf de jaren 1950 kwamen er steeds meer auto’s en vrachtauto’s op de weg. In 1950 startte zelfs de aanleg van een vliegveld in Beek. Verder ontstond er een gigantische behoefte aan nieuwe woningen. In de eerste jaren na de oorlog was er sprake van een geboortegolf, de ‘babyboom’. Omdat ongeveer veertig procent van alle huizen in Limburg beschadigd was, moesten de handen letterlijk uit de mouwen om vooral jonge gezinnen aan woonruimte te helpen. Er was werk aan de winkel! De bouwindustrie – hoewel nog beperkt door oorlogsschade en tekorten aan grondstoffen – draaide op volle toeren om de wederopbouw te kunnen realiseren.