Cornelis van Lanschot

Familie van handelaren, bestuurders en bankiers

In de zomer van 1737 verhuisde de 25-jarige Cornelis van Lanschot samen met zijn vrouw naar ’s-Hertogenbosch. De stad bood hem de kans om veel geld te verdienen met de handel in koloniale producten. Cornelis werd toegelaten als poorter en lid van het gilde voor kooplieden. Hiermee kreeg de jonge koopman speciale rechten. Het was het begin van de rijke en machtige familie Van Lanschot.

Bossche poorter 
Cornelis van Lanschot trouwde in 1737 met de dochter van een rijke koopman uit Venlo, Henrica Henrici. Meteen na de bruiloft verhuisde het jonge echtpaar vanuit Loon op Zand naar ’s-Hertogenbosch. Cornelis wilde graag een Bossche poorter worden: een inwoner van de stad met burgerrecht. Voor poorters golden speciale regels en voordelen. Hij moest daarvoor wel een eed afleggen en een grote som geld betalen. De rijkdom van Henrica’s familie kwam daarbij goed van pas. Als poorter mocht Cornelis lid worden van het gilde voor kooplieden. Zo bevond hij zich in het middelpunt van de Bossche handelskringen. 

Koloniale handel 
Cornelis maakte gebruik van de handige ligging van ’s-Hertogenbosch aan belangrijke handelswegen en de drukke Bossche haven. Hij handelde in producten uit de Nederlandse koloniën, zoals suiker, rijst, tabak en koffie. De goederen kreeg hij geleverd van handelaren uit Holland en Zeeland. Ook kocht hij koloniale goederen op veilingen van de Vereenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en de West-Indische Compagnie (WIC). 

De VOC en WIC wilden de populaire koloniale handelswaren zo goedkoop mogelijk produceren. In de Nederlandse koloniën Suriname en Nederlands-Indië zetten ze daarom tot slaaf gemaakten in om de producten te verbouwen. Cornelis van Lanschot verdiende dus indirect aan de slavernij.  

Met het geld dat hij had verdiend, kocht Cornelis in 1744 het huis De Gulden Ketel aan de Bossche markt. Op de begane grond opende hij een winkel gespecialiseerd in koloniale producten. Hij kocht ook andere huizen en stukken land. Zijn handelshuis aan de Markt breidde hij flink uit. De macht van Cornelis was heel groot, maar toch was er een probleem: hij was katholiek. Volgens de wet mochten katholieken geen overheidsfuncties bekleden. Zij hadden dus wel economische macht, maar niets te zeggen in het bestuur van de stad. 

Patriotten 
Op 55-jarige leeftijd gaf Cornelis zijn bedrijf door aan zijn “lieve jonge” Godefridus. Deze zoon zette het familiebedrijf succesvol voort. Hij wilde als katholiek toch deel uitmaken van het stadsbestuur. Daarom sloot hij zich in 1785 samen met zijn 17-jarige zoon Franciscus aan bij de patriotten. Zij kwamen in opstand tegen de stadhouder Willem V en eisten meer inspraak. Ook zetten de patriotten zich in voor meer godsdienstvrijheid.  

De spanningen in ’s-Hertogenbosch tussen voor- en tegenstanders van deze ideeën liepen hoog op. Hier kreeg de familie Van Lanschot ook mee te maken. Zowel hun huis als hun bedrijfspanden werden in 1787 geplunderd.  

Uiteindelijk kwam er toch vrijheid van godsdienst. In 1796 stelde een nieuw democratisch gekozen parlement alle godsdiensten gelijk voor de wet. Cornelis maakte het niet meer mee dat zijn kleinzoon Franciscus als eerste Van Lanschot deel uitmaakte van het stadsbestuur. 

Bestuurders en bankiers 
Rond 1800 was Van Lanschot het belangrijkste handelshuis van ’s-Hertogenbosch. De familie hoorde bij de vijf rijkste families van de stad. De handel in koloniale producten leverde alleen steeds minder geld op. Daarom besloten de Van Lanschots om zich meer te richten op de handel in geld. In 1881 werden ze officieel bankiers. 

Nog tientallen jaren daarna hoorde de familie Van Lanschot bij de top van Noord-Brabant. Inmiddels heeft de familie zich helemaal teruggetrokken uit het bedrijf. De bank Van Lanschot bestaat nog steeds met verschillende opvallende kantoren in ’s-Hertogenbosch.