Als de koeien zijn gemolken, zetten Hannes en Adriaan de melkbussen aan de straatkant. Over een poosje komt de melkrijder langs met paard en wagen. Die laadt bij alle boerderijen de melkbussen op en brengt ze naar de melkfabriek. Daar wordt van de melk ook boter en kaas gemaakt. Als de melkbussen leeg zijn, brengt de melkrijder ze terug naar de boerderijen. ‘Weet je wat er pas is gebeurd?’, zegt Hannes tegen Adriaan. ‘Toen de melkrijder een lege melkbus van de wagen pakte, viel het deksel er af. Het rolde onder het paard. Dat schrok en sloeg op hol. Het beest kwam in de sloot terecht en hinnikte van schrik. Een paar mannen zijn een half uur bezig geweest om hem eruit te trekken.’ ‘Tja’, antwoordt Adriaan, ‘het blijft oppassen met paarden.’ Hannes zei het al. Er breekt na 1900 een nieuwe tijd aan, een tijd van vooruitgang. Door de komst van melkfabrieken krijgen meer arbeiders werk. In 1911 richten boeren in Nieuwendijk en omgeving een landbouwvereniging op. Ze noemen die: Vooruitgang! De boeren kopen dorsmachines, tractoren en nog veel meer machines. De baas van Hannes koopt nu ook een tractor. Je moet toch met je tijd meegaan. Dat is vooruitgang! In het voorjaar ploegde Hannes het land altijd met twee paarden. Nu gaat hij dat met de tractor doen. Dat gaat veel beter, veel sneller. Daar rijdt Hannes trots op de tractor. Alsof hij dat altijd al heeft gedaan. Aan het eind van de akker roept hij: ‘Ho, ho!’ Hij vergeet op de rem te trappen. De tractor rijdt de kant in. ‘Dat is waar ook’, roept Hannes. ‘Daar zat ik bijna in de sloot. Oppassen Hannes. Een tractor is geen paard. Ik moet straks maar eens aan Adriaan vragen hoe hij dat doet. We moeten eerst even oefenen in het achteruitrijden en stoppen. Want ik moet niet in het water terecht komen!’
In Nieuwendijk en omgeving worden meer dan honderd boeren lid van de melkfabriek. Ze hebben samen honderden koeien. Negen melkrijders halen de volle melkbussen op en brengen de lege terug bij de boeren. In de fabriek is er werk voor meer dan twintig mensen. Nu zijn de melkfabrieken in Genderen en Nieuwendijk er niet meer. Ze moesten sluiten, omdat er in Nederland teveel melkfabrieken waren. De fabriek in Nieuwendijk gaat in 1967 dicht. De fabriek in Genderen in 1991. Op de plaats waar eens de melkfabrieken stonden, wonen nu mensen.
De melkfabrieken van Genderen en Nieuwendijk
In 1906 werken Hannes en Adriaan nog steeds bij dezelfde boer. Ze melken de koeien die geduldig wachten. Hannes zit half onder een koe. Zijn handen gaan naar de uier. Opeens spettert er iets bruins op zijn klompen. Adriaan ziet het en lacht. ‘Heb je het al gehoord?’, roept hij. ‘Een paar boeren willen de melk niet meer naar Rotterdam brengen. Ze zijn boos. Weet je waarom? De fabrikant daar betaalt te weinig voor de melk. Die fabrikant kan de pot op!, zeggen de boeren. ‘Te weinig geld, dan geen melk meer naar Rotterdam’ ‘Ze hebben groot gelijk’, zegt Hannes. ‘Nu gaan de boeren samenwerken. Ze gaan zelf een melkfabriek oprichten. Hier in Genderen’, vertelt Adriaan verder. ‘Wie had dat kunnen denken. In Nieuwendijk komt er ook één heb ik gehoord’, weet Hannes. ‘Nou, ik vind het allemaal best. Als wij maar ons werk houden’, besluit Adriaan.