Oorlog met Gelre
’s-Hertogenbosch was begin zestiende eeuw onderdeel van het Habsburgse rijk van keizer Maximiliaan. Maximiliaan wilde ook het hertogdom Gelre – ongeveer het tegenwoordige Gelderland – veroveren. Hertog Karel van Gelre verzette zich hiertegen en vocht in jarenlange oorlogen voor zijn zelfstandigheid.
De rivieren vormden de natuurlijke grens tussen Gelre en het Brabantse gebied van de keizer. Omdat ’s-Hertogenbosch niet ver van de Maas lag, kreeg de stad direct te maken met de oorlog. De Gelderse troepen vielen regelmatig Brabant binnen en plunderden de dorpen en steden. Tussen 1512 en 1524 verwoestten ze onder andere de dorpen Engelen, Geffen, Nuland, Hintham en Orthen.
’s-Hertogenbosch zelf werd niet of nauwelijks aangevallen. De Bosschenaren zorgden voor een goede verdediging van hun stad. Ze verbeterden de stadsmuur en verstevigden de poorten. Ook legden ze een zware wal van aarde aan achter de stadsmuur, tegen de muur aan. Zo konden de kanonskogels van de vijand de muur niet omverschieten.
Stenen kanonskogels
’s-Hertogenbosch bezat ook kanonnen. Bij archeologische opgravingen achter het stadhuis zijn honderden stenen kanonskogels teruggevonden. De Bosschenaren gebruikten kanonnen om de stad te verdedigen en om aan te vallen. Zo plunderden groepen Bosschenaren de Bommelerwaard en de Betuwe en vielen ze kastelen van de hertog van Gelre aan. In 1508 schoten ze het kasteel Poederooijen kapot.
Intussen ging de ontwikkeling van de kanonnen door. In plaats van stenen kogels kwamen kogels van gietijzer. Die waren kleiner maar hadden meer effect. Bovendien had je voor deze kogels niet zo’n groot en zwaar kanon nodig. De stenen kogels waren niet meer nodig en werden gebruikt als straatstenen.
Stuerghewalt
Om de vijand flink schrik aan te jagen wilde het stadsbestuur graag een superwapen hebben. De smid Jan Fick uit Keulen kreeg in 1511 de opdracht om een enorm kanon te maken dat tot in Zaltbommel kon schieten. Het werd een indrukwekkend gevaarte van zes meter lang, van gesmeed ijzer, en met een drakenkop aan de voorkant. In de loop staat de naam gegraveerd: Stuerghewalt. Dat klinkt als ‘stoer geweld’ maar betekent zoiets als ‘sterke macht’.
Helaas was het kanon geen succes. De smid Jan Fick had twee jaar nodig gehad om het kanon te maken. Daarna volgde een testfase, het kanon moest ‘ingeschoten’ worden. Maar het kanon bleek helemaal niet te kunnen schieten: de ene na de andere kogel kwam er in stukken uit. Fick zag de bui al hangen en vertrok snel weer naar Keulen. Onder druk van een rechtszaak en het stadsbestuur van Keulen betaalde ’s-Hertogenbosch alsnog zijn rekening. Dat was overigens pas in 1532.
Het kanon is dus nooit gebruikt in een oorlog. De strijd met Gelre werd met andere wapens voortgezet. In 1528 sloten Habsburg en Gelre vrede. Maar de vrede was niet van lange duur. In 1542 plunderden de Geldersen onder leiding van de gevreesde legeraanvoerder Maarten van Rossum het Brabantse platteland en bedreigden zelfs ’s-Hertogenbosch. Ze werden uiteindelijk verslagen door een grote troepenmacht van keizer Karel V. In 1543 werd opnieuw vrede gesloten – nu blijvend.
Het kanon, de kogels en de vestingwerken
Op een aantal plaatsen in de stad zijn nog sporen van dit roemruchte verleden terug te vinden. Zo zijn het kanon Stuerghewalt en de stenen kanonskogels te zien in het Bastionder en het Groot Tuighuis. Ook zijn stukken van de oude stadsmuur en de aarden wal bewaard gebleven.