Gezondheidszorg gemeentelijke verantwoordelijkheid

Het duurde tot 1820 voordat werd begonnen met de inenting tegen pokken. Voor die inenting werd koepok-virus gebruikt. De bedevaart naar Kevelaer veroorzaakte vaak een opleving van dysenterie en cholera. Cholera werd vroeger vaak ‘dè ziekte‘ genoemd. Cholera was vooral een gevolg van slechte hygiënische omstandigheden. Van 1846 tot 1860 woedde er een hevige cholera-epidemie. In 1909 was er een laatste cholera-epidemie.

Van oudsher was in ons land de behartiging van de volksgezondheid een taak van de gemeente. Zo stelde het gemeentebestuur van Nuenen c.a. op 12 december 1856 een Verordening van Politie vast. Hoofdstuk 1 is getiteld: ‘Gezondheids-Politie van besmettelijke ziekten’.

Met het toezicht op de Volksgezondheid werden – bij wet van 1 juni 1865 – de inspecteurs en de geneeskundige Raden van het Geneeskundig Staatstoezicht belast. Op 4 december 1872 trad de wet op ‘De voorziening tegen besmettelijke ziekten’ in werking. In 1882 werden in Nuenen, Gerwen en Nederwetten alle waterlopen, die voor drinkwatervoorziening dienden, in kaart gebracht. Ook werd er toegezien op het schoonhouden van de waterputten.

Heel besmettelijk was ook de tyfus. Zodra de tyfus heerste, werden er in een kastje aan het gebodenhuisje onder de Lindeboom verordeningen en aanwijzingen opgehangen, waarnaar men diende te handelen, zodat verdere verspreiding werd gestopt.

In de bestaande zieken- en gasthuizen was het met de verpleging droevig gesteld. Vanaf ongeveer 1900 boekten de medische kennis en wetenschap een grote vooruitgang. Toch werd in 1918 de medische wetenschap verrast door de Spaanse griep.

In de 19e eeuw was in Nuenen, Gerwen en Nederwetten de zuigelingensterfte nog erg hoog: 20 á 25% van de zuigelingen stierf. In 1897 werd dokter Raupp de eerste geneesheer in Nuenen c.a. Van oudsher werd in ons land de behartiging van de volksgezondheid als een taak van de gemeente beschouwd. Met de komst van Het Klooster (in Nuenen) in 1887 kwam ook een zevental zusters naar Nuenen, die de zorg voor het onderwijs en de zieken- en bejaardenzorg aanpakte. Op initiatief van mevrouw Raupp werd de Vereniging voor Ziekenzorg opgericht. Ook was zij de oprichtster van het Rode Kruis in Nuenen.

Tussen 1864 en 1936 was Beth van de Rijt de baker van Nuenen, Gerwen en Nederwetten.

In 1938 werd aan het Klooster een nieuwe ziekenhuisvleugel gebouwd. In deze vleugel was ook een kraamkliniek gehuisvest. Zuster Céline de Jong werd in 1939 benoemd tot hoofd van de verpleegsters. Zij tekende een contract dat inhield dat zij de zieken zou verzorgen, stervenden bijstaan, doden afleggen en huisbezoeken doen. Naast de kraamzorg verzorgde Zuster Céline ook de zieken thuis. Op de fiets, en later met haar Solex, ging zij in Nuenen, Gerwen en Nederwetten op pad.

Na verloop van tijd werd zuster Céline ook ingeschakeld in de ‘moederschapszorg’. Ze was vaak dag en nacht in touw, volgens haar eigen getuigenis: zeker twee á drie nachten per week. Nuenen had toen nog geen eigen zuigelingen-consultatiebureau. Eens in de twee weken ging men daarom naar het consultatiebureau in Geldrop.

In 1925 werd het Wit-Gele Kruis afdeling Nuenen c.a. opgericht.

Het Klooster speelde ook voor wat betreft de verzorging van zieken en baby ‘s in Nuenen, Gerwen en Nederwetten een belangrijke rol.