Stakingsbrekers
Rederij de Rotterdamsche Lloyd haalde in 1911 Chinezen uit Londen omdat het eigen personeel staakte voor een hoger loon. De Chinese arbeiders gingen werken als stokers en wasknechten op de grote passagiersschepen van de Lloyd. Zij waren dus stakingsbrekers. De havenbonden waren woedend, want door dat werk te doen verzwakten de Chinezen de positie van de andere arbeiders. Na de staking weigerden de havenbedrijven om de Chinezen te ontslaan, want zij werkten hard voor weinig geld en deden zonder klagen ook zwaar en ongezond werk. Daardoor verloren veel Rotterdamse zeelieden hun baan.
Chinatown
Chinese nieuwkomers vestigden zich vooral op Katendrecht, ook wel De Kaap genoemd. In 1931 vormden de 1306 Chinezen er een hechte gemeenschap. De meesten spraken geen Nederlands. Ondernemende Chinezen begonnen een eigen zaak. Sommigen traden op als arbeidsbemiddelaar. Zij koppelden werkzoekenden aan de scheepvaartmaatschappijen. Anderen begonnen een gokhuis of openden een pension waar ze kamers verhuurden aan landgenoten. In de kelder zat soms een ruimte waar verslaafde Chinezen opium konden roken. De drugs maakten hen passief en willoos.
Pindakoekjes
Na de crisis van 1929 raakten veel Chinese zeelieden hun werk kwijt. Een deel van hen vertrok naar buitenlandse havens. De werkloze achterblijvers kregen een slechte naam. Gemeenteambtenaren bijvoorbeeld schilderden hen af als opiumgebruikers, wapensmokkelaars en criminelen. Ook gewone Rotterdammers begonnen Chinezen als ongewenste immigranten te behandelen. Arme Chinezen probeerden wat te verdienen met de verkoop van pindakoekjes op straat. Dat werd verboden omdat de koekjes onhygiënisch zouden zijn en politieagenten traden streng op tegen deze zogenaamde ‘pindachinezen.’ Ook vielen ze regelmatig Chinese gokhuizen binnen. Wie daar met opium betrapt werd, moest direct het land uit. De Rotterdamse gemeente stuurde bijna 1000 ‘overtollige’ Chinezen terug naar China.
Gemengde huwelijken
Op De Kaap groeide het contact tussen de achtergebleven Chinezen en de andere Katendrechters. Zo nam ook het aantal gemengde huwelijken toe. Voor meisjes van Katendrecht was een huwelijk met een ondernemende Chinees de kans om hogerop te komen. Ze konden rekenen op een inkomen uit de zaak.
De eerste ‘Chinees’
Cheung Kwok Low opende in 1920 op De Kaap het eerste Chinese restaurant van Nederland. Anderen volgden zijn voorbeeld. Nieuwsgierige buurtgenoten gingen er uit eten en bleven terugkomen. De Chinese koks waren blij met de nieuwe klanten. Om hen tegemoet te komen pasten ze hun gerechten aan de Nederlandse smaak aan door ze minder sterk te kruiden en lokale groenten te gebruiken. Gaandeweg ontdekten ook andere Rotterdammers de ‘exotische keuken’. In september 1935 organiseerde de Rotterdamse VVV zelfs excursies naar de Chinese restaurants op Katendrecht. Die trips waren razend populair: in één weekend gingen maar liefst 35.000 gasten ‘chinezen’ op de Kaap.