Invoering algemeen kiesrecht
In 1919 werd het algemeen kiesrecht in Nederland officieel ingevoerd.
Het algemeen kiesrecht werd officieel ingevoerd in 1919. In 1917 kregen vrouwen het passief kiesrecht, waarmee ze het recht kregen om gekozen te worden voor een vertegenwoordigende functie. In 1919 kregen ze het actief kiesrecht, waarmee ze dus ook konden stemmen.
Het algemeen kiesrecht houdt in dat alle mannen en vrouwen vanaf 23 jaar mogen stemmen bij de verkiezingen van de volksvertegenwoordiging. In 1913 had namelijk nog maar 65% van de mannen boven de 23 jaar kiesrecht.
Nederland was relatief laat met het invoeren van het algemene kiesrecht in vergelijking tot andere landen.
Door de volksvertegenwoordiging kwam er een verschuiving in de Tweede Kamer. De confessionele partijen krijgen de meerderheid, de liberalen verliezen en er kwam een winst voor de SDAP: de eerste vrouwen in de Tweede Kamer.
Dit algemeen kiesrecht hebben we nu nog steeds. Er zijn een paar dingen veranderd over de jaren heen, namelijk de afschaffing van de stemplicht en de leeftijd waarop je mag stemmen is verlaagd naar 18 jaar.
De invoering van het algemene kiesrecht heeft een bijdrage geleverd aan de parlementaire democratie en rechtstaat omdat door deze wet de volksvertegenwoordiging democratisch werdt gekozen. Ook zorgde deze wet er voor dat iedereen mocht stemmen, alhoewel boven de 24 jaar, maar alsnog beide vrouwen als mannen mochten nu stemmen. Dit heeft er dus voor gezorgd dat de inspraak van het volk niet alleen gelimiteerd werd tot mannen maar dat vrouwen nu ook een stem hadden in de politiek.