Edith Stein en Anna Maria Steinbach

Slachtoffers van het naziregime

Het is 14 mei 1944. De Duitse bezetter [venster 44] verstuurt een bericht aan de Nederlandse politie-eenheden met de volgende opdracht: ‘eener centrale aanhouding van alle in Nederland verblijvende personen die het kenmerk der zigeuners bezitten’. Het naziregime (afgeleid van ‘nazisme’ oftewel de beweging van het ‘nationaalsocialisme’) wilde dat alle Sinti- en Romafamilies, die bekend stonden als ‘zigeuners’, naar het kamp Westerbork in Drenthe werden gebracht. Van hieruit werden bijna 250 Sinti en Roma al na een paar dagen naar het vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau gedeporteerd. Onder hen bevond zich het Sintimeisje van de foto in de wagonopening die later wereldberoemd is geworden. Zij heette Anna Maria Steinbach (1934-1944). Haar Sintinaam luidde Settela Steinbach. Twee jaar eerder hadden de Joodse zussen Edith (1891-1942) en Rosa Stein (1883-1942) iets vergelijkbaars meegemaakt.

Hitlers rassenleer

Een belangrijk onderdeel van het nationaalsocialistische wereldbeeld van het naziregime was de rassenleer. Adolf Hitler (1889-1945) vond dat de mensheid op basis van bepaalde eigenschappen kon worden ingedeeld in rassen. Ook was hij ervan overtuigd dat het Arische ras, waartoe hij Duitsers rekende, was voorbestemd om over ‘minderwaardige rassen’ te heersen. De ‘minderwaardigste’ rassen waren volgens hem de Joden en de Sinti en Roma. Die laatsten zijn van oorsprong een nomadisch volk. Aangezien Hitler in de tweede helft van de jaren 1930 en de eerste helft van de jaren 1940 steeds meer te zeggen kreeg, maakte hij langzaam maar zeker de Joden en de Sinti en Roma het leven onmogelijk. Eerst mochten zij niet meer komen in openbare gelegenheden. De Sinti en Roma kregen bovendien een verbod om rond te trekken. Later begonnen de grootschalige vervolgingen en de massavernietiging. Veel Joden probeerden te vluchten naar het buitenland. Zo kwamen de families van Anne Frank (1929-1945) en Edith Stein in Nederland terecht. Maar ook hier bleken ze niet veilig, aangezien het land tijdens de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) werd bezet door het naziregime [venster 44].

Edith Stein

Edith kwam uit een streng gelovig Joods gezin van elf kinderen, dat in Polen woonde. Ze volgde eerst het gymnasium, en later studeerde ze Duits en geschiedenis aan de universiteit van Breslau. Bovendien verdiepte zij zich in de psychologie en filosofie, twee stromingen van de sociale wetenschappen. Edith zette zich in voor de rechten van de mens. Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog (1914-1948) verpleegde ze namens het Rode Kruis Oostenrijkse soldaten die aan de ziekte tyfus leden. Vervolgens werkte ze aan de universiteiten van Freiburg en Münster, waar ze zich bezig hield met de vertaling van de werken van de middeleeuwse filosoof en dominicaanse kloosterling Thomas van Aquino. Ook schreef ze zelf filosofische werken. Door de anti-Joodse maatregelen van Hitler werd ze in 1933 ontslagen. Ze verzette zich fel tegen het naziregime: ‘Hitler is de grootste vijand van God en zal ons allemaal naar de ondergang leiden’. Na een lange spirituele zoektocht bekeerde Edith zich tot het katholicisme. In 1934 ging ze het klooster in [venster 37] bij de Ongeschoeide Karmelietessen in Keulen. Uit angst de kloostergemeenschap door haar Joodse afkomst in gevaar te brengen, vertrok Edith in 1938 naar haar medezusters in het Midden-Limburgse stadje Echt. Op 2 augustus 1942 arresteerde het naziregime haar en haar zus Rosa. Via kamp Westerbork, waar de meeste Nederlandse Joden bij elkaar werden gebracht om verder te worden getransporteerd naar vernietigingskampen in het oosten, kwamen de zussen terecht in Auschwitz-Birkenau. Onmiddellijk na aankomst werden ze vergast.

Anna Maria (Settela) Steinbach

Anna Maria Steinbach werd als Sintimeisje geboren aan de rand van het Zuid-Limburgse dorp Buchten, bij Sittard. Volgens de gebruiken van de Sinti en Roma kreeg zij ook de roepnaam Settela. Settela was de zevende van in totaal tien kinderen uit een groot gezin zonder vaste verblijfplaats. Haar vader verdiende de kost als handelaar en violist op kermissen en dorpsfeesten in de omgeving van Sittard. Toen niet meer rondgereisd mocht worden met woonwagens, kwam het gezin Steinbach terecht op een centraal woonwagenkamp in Eindhoven. Op 16 mei 1944 werd Settela in Eindhoven opgepakt en doorgestuurd naar Westerbork. Op 22 mei 1944 arriveerde zij met de overige Sinti en Roma in Auschwitz-Birkenau. Hier werd ze samen met de anderen ondergebracht in een speciaal ‘Zigeunerlager’. Dit onderkomen werd eind juli 1944 ontruimd. Mensen die nog genoeg kracht hadden om te werken, werden overgeplaatst, terwijl de achterblijvers werden vermoord. Settela werd op 3 augustus 1944 vergast. Slechts 32 van de uit Westerbork afkomstige Sinti en Roma overleefden de oorlog. Zo ook de vader van Settela, die in 1946 overleed aan verdriet. De beeldopname van Settela in de treinwagon groeide uit tot hét symbool van de Jodenvervolgingen door het naziregime. Later werd ontdekt dat het op deze foto niet om een Joods meisje ging, maar om een Sintimeisje, uit Buchten.

Joden, Sinti en Roma in Limburg

Vanwege de komst van Joodse vluchtelingen liep aan het begin van de Tweede Wereldoorlog het aantal Joden in Limburg op tot ongeveer 1.250. De kerken in Nederland protesteerden op 11 juli 1942 tegen het wegvoeren van Joden door de bezetter en tegen de dwangarbeid die Nederlanders moesten verrichten [venster 46]. Rijkscommissaris Arthur Seys Inquart (1892-1946) beloofde onder meer de Joden te sparen. Maar dit gebeurde niet. Sterker nog: al snel werd de jacht op hen verscherpt. Ruim 800 Limburgse Joden werden omgebracht in de verschillende vernietigingskampen. Dat is ongeveer twee derde van het totale aantal Joden dat in 1940 in Limburg woonde. Van de in totaal 140.000 Joden in Nederland kwam driekwart om het leven tijdens de Holocaust. In Limburg konden relatief veel Joden uit de handen van de onderdrukker blijven. In Beek, bijvoorbeeld, overleefden tien van de vijftien Joden de oorlog. Voor het uitbreken van de oorlog telde Nederland ongeveer 4.500 Sinti en Roma die met hun orkesten en handelswaar dwars door het land reisden. Op 16 mei 1944 werd vrijwel de gehele gemeenschap naar Auschwitz-Birkenau gebracht en vermoord. In heel Europa zijn, naar schatting, tussen de 220.000 en 500.000 Sinti en Roma in concentratiekampen omgebracht.

Herdenken en herinneren

Wereldwijd worden de slachtoffers van de Holocaust jaarlijks herdacht op 27 januari. In 2005 stelden de Verenigde Naties dit vast. Ook zijn er in de openbare ruimten veel monumenten te vinden die ons blijvend herinneren aan de gruwelijke gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog. Zo plaatste de Duitse kunstenaar Gunter Demnig op 16 december 1992, toen het vijftig jaar geleden was dat het naziregime de opdracht gaf tot de deportatie van ongeveer duizend Sinti en Roma, een messing plaatje met de eerste regels van dat bevel voor het stadhuis van Keulen. Dit was de eerste zogenaamde Stolperstein. Later ontwikkelde het initiatief zich tot talloze mini-monumenten door heel Europa ter nagedachtenis aan de slachtoffers van het nationaalsocialisme [venster 44]. De Stolpersteine worden in de stoep geplaatst voor de laatste woning van de betreffende holocaustslachtoffers. Ook in Limburg. Waar is de dichtstbijzijnde Stolperstein bij jou in de buurt?