Voet brengt eind zeventiende eeuw een deel van zijn jeugd door in de Lekstad. De grandeur van het grafelijk hof, midden in de stad, maakt grote indruk. De roerige periode van het vrouwenoproer (1650), brand (1654) en het rampjaar (1672) lag bij de Culemborgers nog vers in het geheugen.
Voet wordt predikant in Ankeveen. Vaderlandse geschiedenis is zijn grote hobby. Zijn Culemborgse neef Arnold de Jouwer brengt hem op het idee een geschiedenis van Culemborg te schrijven. Vanwege zijn hoge bestuursfunctie kan Arnold hem voorzien van veel bronnenmateriaal. Ook verblijft Voet rond 1750 zelf enige tijd in de stad.
Na 250 jaar is 'Historische Beschrijvinghe van Culemborg' nog steeds een belangrijke historische bron. Ook dankt het historisch genootschap zijn naam aan de auteur.