Houtdiefstal van grootgrondbezitters
Ze hebben hout gestolen in de bossen die waren verkocht aan rijke grootgrondbezitters. Twee boswachters hadden verteld dat er even geen toezicht was. Het gerucht ging als een vuurtje door het dorp. Met bijlen en hakmessen gingen de straatarme bezembinders naar het bos. Er werd gekapt bij het leven. Brandhout voor de kachel en rijshout om bezems te binden. Twee dagen later reden vijftig soldaten op paarden het dorp binnen.
Straffen en gratie
Huiszoekingen leverden zestig karren met gestolen hout op. Mannen en vrouwen, jongens en meisjes werden opgepakt. Nu zitten ze in de rechtszaal. Net als de anderen heeft Mientje stro in de haren en stinkt ze naar mest. Haar slaapplaats is de stadsmanege van Arnhem. Op kosten van de stad leven de verdachten op water en brood. Niemand heeft geld voor een eenvoudig hotelletje. Als het eindelijk stil is, velt de rechter het vonnis. Straffen van drie dagen tot zes maanden gevangenis. De burgemeester van Groesbeek vraagt de koning om strafvermindering. Die verleent gratie: straffen van minder dan een maand scheldt hij kwijt. Wie een zwaardere straf heeft, moet het gevang in. Mientje mag naar huis.
Bronnen en verder lezen:
- J. Thissen, 'De Groesbeekse bezembinders en de houtdiefstal van 1842', in: A. Bosch en J. Schmiermann (red.), Van Gronspech tot Groesbeek. Fragmenten uit een lokaal verleden 1040-1940 (Groesbeek 1991), p. 20-35.
- G.G. Driessen en P. Wilbers (red.), Groesbeek in oude ansichten deel 2 (Groesbeek 1977), p. 11-13.
- G.G. Driessen en J.D.G. Montenberg, Oud Groesbeek in woord en beeld (Nijmegen/Groesbeek 1980), p. 95.
Rechten
Vereniging Heemkundekring Groesbeek, CC-BY-NC