Tegen de afsluiting was volop actie gevoerd, vooral door de Harderwijker vishandelaar en fabrikant Eibert den Herder. Hij schilderde de visserij van de Zuiderzeehavens ten onrechte af als een gezonde bedrijfstak, feitelijk kon die zich met moeite staande houden. Krachtens de Zuiderzeesteunwet van 1925 kregen de vissers hulp bij omscholing en het zoeken naar ander werk. Door gebrek aan alternatieven visten veel vissers na 1932 toch door. Haring, ansjovis en garnalen waren verdwenen, maar paling bleek het goed te doen. Met krediet van het Zuiderzeefonds begon een twaalftal Harderwijker vissers een eendenhouderij. In Elburg werden allerlei werkverschaffingsprojecten opgezet.
Afsluiting van de Zuiderzee
Op 28 mei 1932 werd door de voltooiing van de Afsluitdijk de Zuiderzee afgesloten van het buitenwater en omgevormd tot het IJsselmeer. Dat betekende een overgang van zout naar zoet water. Veel vis zou daardoor verdwijnen. Midden in de grote depressie van de jaren 1930 verloren de circa tweehonderd vissers van Harderwijk en Elburg hun belangrijkste inkomstenbron.