In totaal werkten er op dat moment bijna 1400 arbeiders, waarvan ruim 40 procent vrouwen en kinderen. Het werk op de steenfabrieken bestond in het begin vooral uit zwaar handwerk. Het met de schop uitgraven van de klei en het verwerken daarvan was seizoenwerk dat van april tot eind september liep. Het mengen gebeurde door met blote voeten in de klei te lopen. De stenen werden gevormd door een homp klei in de steenvorm te drukken en deze vervolgens af te strijken, waarna de stenen te drogen werden gezet. Al in 1855 begon R.A. Stadnitski in Bemmel een steenbakkerij waar een machine ingezet werd om stenen te maken. De resultaten bleven echter uit. In Gendt werd in de fabriek van de gebr. Terwindt op de Zandberg de stoommachine in 1887 met meer succes ingevoerd. Ook in andere steenfabrieken kwam de mechanisatie tegen het einde van de 19eeeuw op gang. Door het machinaal vormen van de stenen kon de productiviteit aanzienlijk worden verhoogd. De steenfabrieken in de Over-Betuwe waren in eigendom van enkele families van steenfabrikanten. Zo kennen we generaties van de families (Ratering) Arntz, van de Loo, Terwindt, van Heukelum en Walters.
Schaalvergroting
Er begint een modernisering van de baksteenindustrie en een schaalvergroting om de kosten te beperken. Uiteindelijk zijn er nu nog slechts een drietal steenfabrieken in bedrijf in de oostelijke Over-Betuwe, nl. steenfabriek Bemmel te Haalderen, steenfabriek De Zandberg te Gendt en steenfabriek Huissenswaard te Angeren.