Nu kennen we een veelheid van landgoederen en buitenplaatsen die het uiterlijk van de gemeente Lochem bepalen. Het zijn in de loop van de tijd geen passieve uiterlijkheden gebleken. Integendeel, de bewoners en eigenaren zijn heel actief bezig geweest, want vanaf de zeventiende eeuw komen we ze tegen als ontginner, magistraat, politicus, hofdienaar en landschapsinrichter.
Joppe
Goossen Kramer, bewoner van ’t Joppe, haalde zich in 1617 de boosheid van de Marke op de hals, door bij de ontginning van het gebied de grenssloot te verleggen ten eigen gunste. Zo begon, heel onderkoeld, de aanpassing van het landschap.
Staring
Antoni Staring van de Wildenborch, liet rond 1800 de Veengoot graven, van zijn landgoed naar de Berkel bij Lochem. Dat zorgde voor een welkome verandering, naar droge en te bewerken grond van de familie Staring, maar ook van aanliggende boeren.
Zonen
Nog rigoureuzer pakten de zoon van Staring, van den Borch van Verwolde en van Nagell van Ampsen het in de tweede helft van de negentiende eeuw aan. Eerst voorstander voor het beleid van de tuinbouwhogeschool in Wageningen om alle bos en woeste grond om te zetten en landbouwgrond. Maar vrij snel daarna fel tegen, om eigen landgoed in stand te houden of zelfs te verbeteren. Ze propageerden niet alleen ruim baan voor ontginning voor voedsel, maar ook bebossing voor jacht en verkoop hout en parkaanleg voor flaneren en pronken. En ze voerden het nog uit ook.
Statige lanen
Het woeste, moerassige en onvruchtbare land werd toen omgevormd tot vruchtbare landbouwgrond, niet alleen door afwatering, maar ook door toepassing van kunstmest. Het eigen leefgebied werd ingericht met bossen, lusthoven, statige lanen en sterrenbossen. Kortom, een gebied zoals we nu kennen en weten te waarderen.
Rechten
Focko De Zee 2021, CC-BY-NC-SA