Van oudsher hadden de Achterhoekse boeren een gemengd bedrijf met koeien, varkens en kippen en met een veelheid aan gewassen: gras, graan, aardappelen, voederbieten, stoppelknollen. Graan werd verbouwd om aan het eigen vee te voeren en de de afvalproducten van de zuivelbereiding waren goed voor de varkens. Vlees en zuivel ging naar de markt.
Mansholt
Landbouwminister en later eurocommissaris Sicco Mansholt predikte na de oorlog schaalvergroting en specialisatie van de landbouwbedrijven om zo een goed en goedkoop voedselpakket te garanderen. Er mocht immers nooit meer een hongerwinter komen! Het rijk ondersteunde dat via de dienst Landbouwvoorlichting en niet te vergeten met allerhande subsidies, zoals voor ligboxenstallen en erfverharding.
Specialisatie
Schaalvergroting en specialisatie gingen hand in hand: varkens, pluimvee en rundvee in aparte bedrijven. Ook de opkomende mechanisatie en automatisering droeg daaraan bij. Terwijl boeren op de Veluwe zich vooral in pluimvee specialiseerden en die in Brabant in varkens was er in dit gebied vooral veel rundvee, maar niet uitsluitend.
Landschap
Voor de burgers was de verandering in het landschap het meest zichtbaar: het verdwijnen van rogge en haver van de akkers in ruil voor snijmais.
Overschotten
Het succes van de steeds betere en hogere productiemethoden leidde tot overschotten. Zowel aan de kant van de producten: boterberg en melkplas, als aan de kant van de reststromen: mestoverschot. Het gevolg was een steeds ingewikkelder stelsel van subsidies, geboden en quota. Wie daarin overeind wilde blijven kon bijna alleen mee veranderen en investeren.
Stoppen
Of ermee stoppen. Bijvoorbeeld op een moment dat nieuwe regels of ontwikkelingen het aantrekkelijk maakten om een melk- of mestquotum te gelde te maken. En zeker als er toch al geen opvolger stond te trappelen. Het aantal boeren in Lochem zal sinds de oorlog tot ongeveer een kwart zijn verminderd. Maar de productie is intussen alleen maar gestegen.
Rechten
Wout Klein 2021, CC-BY-NC-SA