Twee opties
Commissies van de Staten van Holland hadden kort voor het begin van de Franse invasie twee plaatsen aangewezen waar tussen de Hollandsche IJssel en Oude Rijn polders onder water gezet konden worden. Langs de Gouwe tussen Gouda en Alphen aan den Rijn, en langs de twee kanalen Enkele en Dubbele Wiericke tussen Hekendorp en Nieuwerbrug.
Gouda verzette zich tegen de inundatie bij de stad, en weigerde sluizen te openen en het boezempeil te verhogen. Men vreesde de reactie van de boeren en dorpsbewoners uit de omgeving, en wilde met het vertragen ook een politieke ruil verkrijgen: meewerken aan de waterlinie in ruil voor soldaten in en rond de stad. Die soldaten waren nodig om de stad te verdedigen, want Gouda had alleen een Middeleeuwse stadsmuur en was geen vesting.
Voortdurend verzet
De Goudse tegenwerking had succes. De Staten van Holland schreven op 17 juni 1672, de dag dat het leger zich richting Holland terugtrok, dat het ‘nooit onze bedoeling is geweest de landen rondom Gouda te inunderen’. Dat was niet helemaal waar, maar zo hoopte men dat Gouda zou meewerken aan het tweede punt in de brief: het versterken en verhogen van de kades in het Land van Stein en bij de Enkele en Dubbele Wiericke. Maar het Land van Stein, tussen Gouda en Haastrecht, viel bestuurlijk onder Gouda en ook hier wilde de stad géén inundaties.
Zelfs toen twee weken later ‘uit naam van de heer Prins van Oranje’ werd aangedrongen op de inundatie werd dit geweigerd. De stad stelde voor om te onderzoeken of het wel echt nodig was, en of het zou helpen om de militaire posten in Hekendorp en Nieuwerbrug te versterken. De militair commandant in Hekendorp, die inmiddels het land tussen de Enkele en Dubbele Wiericke onder water had laten zetten, kreeg opdracht om ‘tot nader order te wachten’ met het inunderen van het Land van Stein. Die order kwam er niet, en het Land van Stein bleef droog.