Grieken en Romeinen

Het Romeinse Rijk

Het Griekse rijk was niet één groot rijk, maar het rijk bestond uit allemaal kleine stadstaten. Stadstaten waren gebieden met een eigen leger, een eigen muntsoort en een eigen bestuur. De mensen leefden er van de landbouw.
De belangrijkste stadstaat was Athene. Kleistenus voerde in 507 voor Chr. Een democratie in, de volksvergadering kreeg de hoogste macht. Atheense vrije mannen kregen stemrecht, omdat zij burgerschap hadden, ze mochten stemmen bij de volksvergadering.
In de 6e eeuw voor Christus was er een groep mensen die op een wetenschappelijke manier na ging denken, dit zijn filosofen. Filosofen gingen op een wetenschappelijke manier verklaringen zoeken, ze gingen dus niet meer uit van mythologische verklaringen, hierbij werd alles verklaard door goden.
De filosofen wilden geen democratie, maar een aristocratie, hierbij had een kleine groep mensen de macht en zouden er goede beslissingen genomen kunnen worden.
In 754 voor Christus werd de stadstaat Rome gesticht en ze gingen delen van Italië veroveren. In 264 voor Chr. Begonnen de Romeinen ook gebieden buiten Italië te veroveren, het Romeinse rijk groeide hierdoor heel erg, het werd één van de grootste gebieden ooit. Door de grootte van dit rijk, riep Octavianus in 27 voor Chr. Het Imperium Romanum uit, dit is het Romeinse Rijk, men leefde hier in vrede volgens de Pax Romana, het Imperium werd bestuurd vanuit Rome, men legde wegen aan en met de belasting werd het leger betaald.
De Romeinen maakten alles wat de Grieken maakten na, hierdoor ontstond de Grieks Romeinse cultuur die zich door het Romeinse Rijk verspreidde, dit wordt de romantisering genoemd.
Tijdens het Romeinse Rijk ontstond er een nieuwe godsdienst, het Christendom. Het Christendom verspreide zich langzaam door het Romeinse Rijk. Nadat het Romeinse Rijk viel, tijdens de grote volksverhuizing, bleef het Christendom bestaan en werd de belangrijkste godsdienst in de middeleeuwen.

Groepje 1


‘Ave Caesar, morituri te salutant of Ave Imperator, morituri te salutant.’
‘Ave Caesar, morituri te salutant of Ave Imperator, morituri te salutant.’
‘Ave Caesar, morituri te salutant of Ave Imperator, morituri te salutant.’

Anne, Mees, Lise en Mats worden wakker op een groot veld, om hen heen horen ze luid geschreeuw, geklap en gebonk. Anne staat op en kijkt om haar heen, ze zijn in een Colosseum. Hier is ze ook al een keer met haar ouders geweest toen ze op vakantie waren in Rome, een jaar voordat haar vader ziek werd.


‘Cool, Romeinen!’ Zeggen Mees en Mats in koor, ‘hier heb ik over gelezen is Asterix en Obelix!’


‘Ik ben ook een keer in Italië geweest, maar toen ging ik shoppen in Milaan met mijn moeder. Hier zullen ze vast geen H&M hebben’, zegt Lise en ze moet om haar eigen grap lachen.


‘Ave Romeinen, mijn geliefde volk’, horen ze ineens een lage stem zeggen, het is Julius Ceasar, keizer van het Romeinse Rijk, ‘welkom bij onze nieuwe spelen, vandaag strijd een groep gladiatoren tegen deze heksen, die uit de lucht zijn komen vallen. De winnende groep krijgt een zak met goud en de verliezende groep wordt aan de leeuwen gevoerd.’


Anne is zenuwachtig, ze is nooit goed geweest in gym, ze wordt altijd als laatst gekozen wanneer ze in teams werken. Ook Mees en Lise willen niet samen met Anne een team vormen, dan weten ze zeker dat ze gaan verliezen.


De spelen beginnen, de eerste ronde bestaat uit een wagenrace. Mees en Lise laten Anne niets doen en nemen zelf het touw in handen. Door een gebrek aan teamwork verliest de groep, de volgende ronde moeten ze winnen, alleen dan maken ze nog een kans om in leven te blijven.


Groepje 2

‘Dit werkt niet’, zegt Mats, ‘we moeten samenwerken, anders worden we aan de leeuwen gevoerd.’

‘Maar ik ben hier gewoon niet goed in’, zegt Anne snikkend, ‘ik ben ziet zo sportief.’

‘Inderdaad,’ zegt Mees, ‘jij bent hier niet goed in, Anne. Wij zijn beter af zonder jou.’

De stem van Julius Ceasar klinkt weer: ‘Maak jullie klaar voor ronde twee: speerwerpen. Het team dat zijn speren het meest ver kan gooien wint.’

Mees begint met gooien, hij gooit zijn speer meteen al heel ver, zelfs verder dan de speer van de eerste Romein. Ook Mats doet het goed, want ook hij gooit zijn speer verder dan de tweede Romein. Daarna is Lise aan de beurt, tijdens haar aanloop valt ze en kan ze haar speer niet gooien, hij valt recht voor haar op de grond.

Anne is zenuwachtig, wanneer ze nu haar speer niet ver genoeg gooit, zullen ze verliezen en gevoerd worden aan de leeuwen. Anne ademt diep in en uit, ze hoort Mats van een afstand fluisteren dat ze het kan, ze neemt een aanloop en haar speer vliegt met een grote boog door de lucht. Het is spannend, iedereen kijkt zonder adem toe hoe de speer van Anne wel een meter verder komt dan de speer van de Romein, ze hebben deze tweede ronde gewonnen.

De derde en laatste ronde is ook heel spannend: de gaan hardlopen, ook deze ronde winnen ze en ze winnen zo deze spelen!

Overleg ook met het andere groepje over een goeie overgang van jullie twee verhalen. Maar laat jullie verhaal aan niemand anders weten van de klas. Dit moet een geheim blijven, anders is het niet meer spannend.

Jullie gaan een verhaal schrijven van ongeveer anderhalf A4’tje lettertype Calibri 12 van ongeveer 600 woorden dat zich in de tijd van Grieken en Romeinen afspeelt. Het verhaal moet historisch kloppen. Zo kunnen er geen auto’s voor komen in een verhaal dat zich afspeelt in de middeleeuwen of zijn er geen Romeinse soldaten in de Gouden Eeuw.

Bedenk altijd hoe het verhaal loopt. Beantwoord de vragen hieronder voordat je begint te schrijven.

Wie?

Waar?

Wanneer?

Wat?

Hoe?

Beschrijf kort wat jullie gaan vertellen in het begin, midden en het einde. (gebruik minimaal 30 woorden)

Maak een schets van hoe jullie tekening er uit gaat zien. Dit hoeft nog niet netjes te zijn, het is een schets.