Groepje 1
‘Ave Caesar, morituri te salutant of Ave Imperator, morituri te salutant.’
‘Ave Caesar, morituri te salutant of Ave Imperator, morituri te salutant.’
‘Ave Caesar, morituri te salutant of Ave Imperator, morituri te salutant.’
Anne, Mees, Lise en Mats worden wakker op een groot veld, om hen heen horen ze luid geschreeuw, geklap en gebonk. Anne staat op en kijkt om haar heen, ze zijn in een Colosseum. Hier is ze ook al een keer met haar ouders geweest toen ze op vakantie waren in Rome, een jaar voordat haar vader ziek werd.
‘Cool, Romeinen!’ Zeggen Mees en Mats in koor, ‘hier heb ik over gelezen is Asterix en Obelix!’
‘Ik ben ook een keer in Italië geweest, maar toen ging ik shoppen in Milaan met mijn moeder. Hier zullen ze vast geen H&M hebben’, zegt Lise en ze moet om haar eigen grap lachen.
‘Ave Romeinen, mijn geliefde volk’, horen ze ineens een lage stem zeggen, het is Julius Ceasar, keizer van het Romeinse Rijk, ‘welkom bij onze nieuwe spelen, vandaag strijd een groep gladiatoren tegen deze heksen, die uit de lucht zijn komen vallen. De winnende groep krijgt een zak met goud en de verliezende groep wordt aan de leeuwen gevoerd.’
Anne is zenuwachtig, ze is nooit goed geweest in gym, ze wordt altijd als laatst gekozen wanneer ze in teams werken. Ook Mees en Lise willen niet samen met Anne een team vormen, dan weten ze zeker dat ze gaan verliezen.
De spelen beginnen, de eerste ronde bestaat uit een wagenrace. Mees en Lise laten Anne niets doen en nemen zelf het touw in handen. Door een gebrek aan teamwork verliest de groep, de volgende ronde moeten ze winnen, alleen dan maken ze nog een kans om in leven te blijven.
Groepje 2
‘Dit werkt niet’, zegt Mats, ‘we moeten samenwerken, anders worden we aan de leeuwen gevoerd.’
‘Maar ik ben hier gewoon niet goed in’, zegt Anne snikkend, ‘ik ben ziet zo sportief.’
‘Inderdaad,’ zegt Mees, ‘jij bent hier niet goed in, Anne. Wij zijn beter af zonder jou.’
De stem van Julius Ceasar klinkt weer: ‘Maak jullie klaar voor ronde twee: speerwerpen. Het team dat zijn speren het meest ver kan gooien wint.’
Mees begint met gooien, hij gooit zijn speer meteen al heel ver, zelfs verder dan de speer van de eerste Romein. Ook Mats doet het goed, want ook hij gooit zijn speer verder dan de tweede Romein. Daarna is Lise aan de beurt, tijdens haar aanloop valt ze en kan ze haar speer niet gooien, hij valt recht voor haar op de grond.
Anne is zenuwachtig, wanneer ze nu haar speer niet ver genoeg gooit, zullen ze verliezen en gevoerd worden aan de leeuwen. Anne ademt diep in en uit, ze hoort Mats van een afstand fluisteren dat ze het kan, ze neemt een aanloop en haar speer vliegt met een grote boog door de lucht. Het is spannend, iedereen kijkt zonder adem toe hoe de speer van Anne wel een meter verder komt dan de speer van de Romein, ze hebben deze tweede ronde gewonnen.
De derde en laatste ronde is ook heel spannend: de gaan hardlopen, ook deze ronde winnen ze en ze winnen zo deze spelen!
Overleg ook met het andere groepje over een goeie overgang van jullie twee verhalen. Maar laat jullie verhaal aan niemand anders weten van de klas. Dit moet een geheim blijven, anders is het niet meer spannend.
Jullie gaan een verhaal schrijven van ongeveer anderhalf A4’tje lettertype Calibri 12 van ongeveer 600 woorden dat zich in de tijd van Grieken en Romeinen afspeelt. Het verhaal moet historisch kloppen. Zo kunnen er geen auto’s voor komen in een verhaal dat zich afspeelt in de middeleeuwen of zijn er geen Romeinse soldaten in de Gouden Eeuw.
Bedenk altijd hoe het verhaal loopt. Beantwoord de vragen hieronder voordat je begint te schrijven.
Wie?
Waar?
Wanneer?
Wat?
Hoe?
Beschrijf kort wat jullie gaan vertellen in het begin, midden en het einde. (gebruik minimaal 30 woorden)
Maak een schets van hoe jullie tekening er uit gaat zien. Dit hoeft nog niet netjes te zijn, het is een schets.