Middeleeuwen

Kruistochten

Na de val van het Romeinse Rijk, begonnen de Middeleeuwen. Een lange periode in Europa waarin de bevolking was opgedeeld in een standenmaatschappij, de mensen waren hierbij verdeeld in verschillende groepen: de geestelijken, de adel en de boeren.
De geestelijken waren de mensen die werkten in de kerk, zij waren het belangrijkst.
De adel bestond uit een groep rijke mensen, zoals koningen en ridders.
De boeren waren de normalen mensen, zij werkten op het land.
De adel en de geestelijken hadden de hoogste macht, zij waren rijk en woonden in mooie kastelen, maar de boeren waren arm, zij moesten al het werk doen en hadden bijna geen eten meer voor henzelf.
In de Vroege Middeleeuwen, die van 500 tot 1000 duurden, waren er geen grote steden. De mensen leefden in kleine dorpjes en ze leefden van de landbouw. De koning leende zijn gebied uit aan vazallen, leenmannen, zij waren meestal van adel. De vazallen bestuurden dit stuk land en haalden er belasting op. Dit systeem noemen we het leenstelsel of het feodale stelsel.
In de Late Middeleeuwen, die van 1000 tot 1500 duurden, ontstonden er steden, wanneer deze steden stadsrechten kregen, werden ze zelfstandig. De stad mocht dan zelf wapens maken en had een eigen bestuur.
In de Late Middeleeuwen waren de normale mensen niet alleen maar boeren, maar gingen er ook meer mensen werken als handelaar of als ambachtslied.
In de Middeleeuwen waren de mensen christelijk, maar tegelijk was er ook een andere godsdienst: de Islam. De islamieten namen veel land in, ook Jeruzalem, de heilige stad van de christenen. Om Jeruzalem terug te winnen, startte de kruistochten.
De Middeleeuwen stopten met de komst van de renaissance, hierbij kwam de cultuur van de grieken en Romeinen weer terug.

1. Van wanneer tot wanneer leefde men in de Middeleeuwen?
2. Het land van de koning werd bestuurd door middel van het leenstelsel (ook wel het feodale stelsel), wat houdt het leenstelsel in?
3. Wat was de belangrijkste godsdienst in de Middeleeuwen?
4. In de Middeleeuwen was er een standenmaatschappij, hierbij werd de bevolking opgedeeld in verschillende groepen: Zij die bidden, Zij die vechten en Zij die werken. Wie waren deze groepen?
Zij die bidden,
zij die vechten,
zij die werken.
5. Karel de Grote was één van de belangrijkste koningen van de Middeleeuwen, hij had heel veel land en hij is ook tot keizer bekroond. Van welk volk was Karel de koning?
6. Wanneer begonnen de late Middeleeuwen? En waarom ontstonden de late Middeleeuwen op dat moment?
7. In de Middeleeuwen werden er kruistochten gehouden. Wat zijn kruistochten?
8. Waar verkochten de handelaren hun spullen?

Groepje 1


Het is warm, de zon brandt fel op Annes huid en ze voelt allemaal mensen langs haar heen lopen, waar zijn ze nou weer beland? Rechts van haar ziet ze Mees en Lise op de grond liggen en links van haar ligt Mats. Lise springt op en ze kijkt verbaasd om zich heen.


‘Iew, wat dragen die mensen lelijke kleden, zo ouderwets! Dit is nog ouder dan de kleding die mijn oma draagt!’ Roept Lise


Anne en Mats staan nu ook op ‘Mijn opa heeft ook zo’n ketting met een kruisje’ en hij wijst naar de ketting van een man die voor zich uit zit te staren terwijl hij rare woorden zegt.


‘Waar zijn we? Ik wil naar huis!’, Schreeuw Mees, die nog steeds op de grond ligt.


Ze horen een bekende stem die meewaait het het kleine vlaagje wind dat er nog is, ‘Carpe Diem, pluk de dag, jullie zijn beland in 1212 op weg naar Jeruzalem’.


Ook Mees staat nu op, ze zijn beland in Zuid-Europa tijdens kinderkruistoch van 1212, op weg naar Jeruzalem. Anne, Mats, Mees en Lise besluiten mee te lopen met de groep mensen, want wanneer ze deze groep kwijt zouden raken, zouden ze verdwalen en nooit meer levend terugkeren.


Na 4 keer de zon te hebben zien opkomen, valt Mees neer, ‘Ik heb zo veel honger en ik ben zo moe, ik wil slapen’ zegt hij. ‘Ik ben ook moe en ik heb ook honger en dorst’, zegt Mats, ‘maar ik blijf ook gewoon doorlopen, we zijn er vast bijna’. Een paar uur later zijn ze inderdaad bij een dorpje aangekomen, een dorpje met een grote stadspoort.
Maar de groep kruisvaarders mag niet naar binnen.


Groepje 2


‘Als ik honger heb, moet ik eten!’ Roept mees en hij begint een rondje te lopen om de stadsmuur.


‘Je komt er niet in Mees,’ Anne zucht en gaat zitten.


‘Hij komt er wel in!’ Zegt Lise, vol met vertrouwen in Mees, ‘jij doet gewoon niet hard genoeg je best.’


Anne begint te huilen, ‘Ik wilde dit ook niet, ik wil gewoon weer terug naar huis, naar mama’.
Mats komt naast Anne zitten en slaat een arm om haar heen ‘Het komt wel goed, als we samenwerken komen we echt wel naar binnen’. Mees en Lise kijken elkaar aan en knikken uiteindelijk.


De groep bedenkt een plan om het dorpje binnen te komen, Anne bedenkt de tactiek, Mees voert het spierballenwerk uit, Lise probeert zo veel mogelijk kruisvaarders over te halen om mee te helpen en Mats, Mats zorgt voor een goede samenwerking.


Het lukt, met dit goede plan komen ze inderdaad de stadsmuren binnen en kunnen ze de grote groep kruisvaarders voorzien van eten, drinken en een slaapplaats.

Overleg ook met het andere groepje over een goeie overgang van jullie twee verhalen. Maar laat jullie verhaal aan niemand anders weten van de klas. Dit moet een geheim blijven, anders is het niet meer spannend.

Jullie gaan een verhaal schrijven van ongeveer anderhalf A4’tje lettertype Calibri 12 van ongeveer 600 woorden dat zich in de Middeleeuwen afspeelt. Het verhaal moet historisch kloppen. Zo kunnen er geen auto’s voor komen in een verhaal dat zich afspeelt in de middeleeuwen of zijn er geen Romeinse soldaten in de Gouden Eeuw.

Bedenk altijd hoe het verhaal loopt. Beantwoord de vragen hieronder voordat je begint te schrijven.

Wie?

Waar?

Wanneer?

Wat?

Hoe?

Beschrijf kort wat jullie gaan vertellen in het begin, midden en het einde. (gebruik minimaal 30 woorden)

Maak een schets van hoe jullie tekening er uit gaat zien. Dit hoeft nog niet netjes te zijn, het is een schets.