De goudrenet

De boomkwekerij in Boskoop

Rond 1853 werd de goudrenet, ofwel de ‘Schoone van Boskoop’, voor het eerst op de markt gebracht. Het is een appelsoort die uiterst geschikt bleek voor het bakken van appeltaart of het maken van appelmoes. Onder namen als belle de Boskoop, beauty of Boskoop of Schöner aus Boskoop heeft deze appel Boskoop wereldwijd bekend gemaakt. Dat succes is maar één aspect van de lange geschiedenis van de Boskoopse boomkwekerij.

Wie de Schoone van Boskoop heeft geïntroduceerd, is onzeker. Vaak wordt genoemd de Boskoopse boomkweker en pomoloog K.J.W. Ottolander (1822-1887), maar mogelijk was het zijn vader, P.A. Ottolander (1788-1857). Ook de herkomst van de appel is omstreden. Het is een licht gewijzigde vorm van toen bestaande reinettesoorten, maar onduidelijk is of de goudrenet het resultaat is van een spontane mutatie of van een gerichte selectie. Er werden in die tijd wel meer appelsoorten geïntroduceerd. Denk aan de notarisappel, de sterappel of – dichter bij huis (Hazerswoude) – de pomme-Marie. Soms waren dat gericht geselecteerde producten, maar meestal gewoon spontane ontdekkingen.

Met al zijn kennis van fruitbomen wist Ottolander dat deze appel precies de eigenschappen had waar veel vraag naar was. Hij is goed te bewaren en behoudt bij verwerking in warme gerechten zijn smaak en structuur. Hoewel Ottolander zelf meer onderzoeker dan handelaar was, kon hij de appel met succes in de markt zetten. Daarbij kon hij voortbouwen op de vakkennis, marketingervaring en internationale handelscontacten van de Boskoopse boomkwekers.

 

Opkomst

De geschiedenis van de Boskoopse boomkwekerij gaat terug tot in de middeleeuwen. Boskoop was toen een kleine gemeenschap, waar boeren akkerbouw en veeteelt bedreven, maar ook wel aan fruitteelt deden. Hoe de (vrucht)bomenteelt zich daaruit heeft ontwikkeld, is onduidelijk. Er is wel gedacht dat het kweken van bomen bewust is bevorderd door verschillende abdissen van het klooster van Rijnsburg, die als ‘vrouwe van Boskoop’ het gebied eeuwenlang hebben bestuurd. Voor deze visie bestaat weinig bewijs. Anderen wijzen op de samenstelling van de Boskoopse veengrond, die minder bruikbaar zou zijn als brandstof. Afgraven, zoals elders in het veengebied gebeurde, zou dus nauwelijks lucratief zijn. De bodem bleek echter wel geschikt voor het kweken van bomen. Misschien kan dat verklaren dat Boskoop zich heeft toegelegd op de bomenteelt.

Hoe dan ook: na 1600 begon de teelt van fruitbomen in Boskoop een steeds belangrijkere rol te spelen. In 1615 waren er ongeveer twintig kwekerijen met een totale oppervlakte van twee hectare, tegenover circa 450 bedrijven met een gezamenlijke oppervlakte van zo’n 1200 hectare in 2024. Het vervoer van de producten was mogelijk via de rivier de Gouwe, die al in de dertiende eeuw was doorgetrokken naar de Oude Rijn.

 

Ontwikkeling

Rond 1700 begon de vraag naar rozen, bloeiende heesters en andere tuinplanten toe te nemen. Dat zagen de Boskoopse kwekers ook. Daarom gingen ze naast fruitbomen ook siergewassen kweken. Vanaf omstreeks 1850 kwam ook de export van dit soort siergewassen naar het buitenland op gang, vanaf 1934 vergemakkelijkt door de opening van de spoorlijn tussen Gouda en Alphen aan den Rijn. In die tijd werden in Boskoop bijna alleen nog siergewassen gekweekt: dat leverde meer op en kostte minder ruimte. Boskoop werd een welvarend dorp. De vele statige panden uit de periode 1900-1930 getuigen hiervan.

In 1861 werd de Vereeniging tot Regeling en Verbetering van Vruchtsoorten, de latere Pomologische Vereeniging, opgericht. Vanwege de omschakeling naar de sierteelt werd deze in 1925 herdoopt tot Vereniging voor Boskoopse Culturen, inmiddels met koninklijk predicaat (KVBC). Het is de keuringsinstantie voor nieuwe kwekerijgewassen en voor het behoud van historische rassen.

Al die boomkwekerskennis moest natuurlijk ook worden doorgegeven. Daarvoor richtten boomkwekers in 1898 de Tuinbouwwinterschool op, de latere Rijks Middelbare Tuinbouwschool. De leerlingen kwamen uit heel Nederland en het buitenland. Later kwam er de Rijks Hogere School voor Tuin- en Landschapsinrichting (RHSTL) bij. Veel tuinarchitecten en hoofden van gemeentelijke groendiensten zijn hier opgeleid. De leerlingen werden ‘geiten’ genoemd, omdat ze overal in het dorp takjes van planten plukten om plantenkennis op te doen.

 

De etalage van Boskoop

Om de wereld te laten zien wat Boskoop in huis had, gingen de kwekers aan het begin van de vorige eeuw exposities organiseren, met groot succes. Het begon in 1911 met de Groote Bloemententoonstelling. Deze trok ongeveer 60.000 bezoekers, bijzonder veel voor die tijd en voor een dorp dat moeilijk bereikbaar was. Koningin Wilhelmina, prins Hendrik en koningin-moeder Emma brachten een bezoek, maar ook vele internationale prominenten, onder wie de troonopvolger van Oostenrijk-Hongarije, Franz Ferdinand, en zijn gemalin.

Dit succes vroeg om een vervolg. In 1913 werd ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van het Koninkrijk der Nederlanden de Groote Rozententoonstelling georganiseerd, nu met 65.000 bezoekers. En ook na de Eerste Wereldoorlog vonden er tot 1939 verschillende exposities plaats. Voor dat doel verrees in 1935 zelfs een speciaal tentoonstellingsgebouw: Flora. De Boskoopse lobby was zo goed, dat de Nederlandse Spoorwegen een groot deel van de bouwkosten droegen. Helaas gooide de crisis van de jaren dertig roet in het eten en heeft het gebouw maar kort zijn oorspronkelijke functie vervuld. Het heeft het gebruik als paardenhospitaal en fabriek voor rollend materieel gelukkig overleefd en is nu een rijksmonument, met daarnaast het Guldemondplantsoen, een prachtig rosarium uit 1933.

 

Behoud van erfgoed

Tot in de jaren zestig van de vorige eeuw was de boomkwekerij sterk ambachtelijk, met typisch Boskoopse vaardigheden als enten, stekken en oculeren, en beroepen als kasbaas en bomenzoeker (de inkoper van de handelaar). Transport ging tot die tijd nog via het water, met de ‘Boskoopse schouw’, een platte en rechthoekige vrachtschuit van hout. Door mechanisatie, schaalvergroting, de introductie van plantenteelt in potten en de overgang naar wegtransport zijn het typische, kleinschalige karakter van Boskoop en de ambachtelijke kennis onder druk komen te staan. Maar gelukkig heeft Boskoop al vijftig jaar een Boomkwekerijmuseum dat het erfgoed van de boomkwekerij voor toekomstige generaties bewaart.

 

TEKST: JOS VAN MEIJEL

 

BEZOEKEN

  • Boomkwekerijmuseum (Reijerskoop 52-54, Boskoop, https://boomkwekerijmuseum.nl/).
  • Rosarium (Guldemondplantsoen, Boskoop).
  • Sortimentstuin Harry van der Laar (Rijneveld 153, Boskoop, https://www.sortimentstuin.nl/).

VERDER LEZEN

Aart Vuyk sr., Boskoop. Vijf eeuwen boomkwekerij, 1466-1966 (Boskoop 1966).

C.L.J. Schaum, De geschiedenis van Boskoop (Boskoop 1908; herdruk).

Verschillende onderdelen van de Canon van Boskoop op https://www.canonvannederland.nl/nl/page/173255/canon-van-boskoop en www.hvboskoop.nl/canon-van-boskoop/.