Eerste grondwet in Nederland (1814)
De basis voor de grondwet van nu
Nederland was tot eind 1813 bezet door de Fransen. De erfstadhouder Willem kwam op 30 november terug uit Engeland en werd uitgeroepen tot Prins Willem de Eerste. Prins Willem de Eerste vormde een werkgroep die de Grondwet moest ontwerpen. Nederland was zelfstandig en onafhankelijk geworden en kon hierdoor zijn eigen politieke regels maken voor een grondwet. De werkgroep kwam voor het eerst samen in december 1813.
Voorzitter van de werkgroep werd Van Hogendorp. Hij had al eerder nagedacht over een nieuwe grondwet en zijn concept kon volgens Prins Willem de Eerste de basis zijn voor de nieuwe Grondwet. In het concept voor de nieuwe grondwet stelde Van Hogendorp herstel van de monarchie voor. Er moest een staat komen met aan het hoofd een vorst en dan kwam de overheid waar alle macht was.
Er moest gestemd worden. 500 Leden van de vergadering konden stemmen, maar er waren er maar 474. En van die 474 leden stemden 26 leden, vooral katholieken, tegen. Dus een ruime meerderheid. De nieuwe grondwet werd een feit. Op 29 maart 1814 werd het voorstel voor de grondwet goedgekeurd bij de Vergadering van Notabelen. Een dag later werd Willem van Oranje benoemt tot Soeverein vorst. Hierdoor wordt Nederland ook wel het Soeverein Vorstendom genoemd.
De nieuwe Grondwet is er ruim een jaar geweest. Het allerbelangrijkste wat in deze eerste Grondwet stond was de vrijheid van godsdienst.
Dit venster (Eerste grondwet van Nederland) past bij de rechtsstaat, vanwege de vrijheid van godsdienst. Dit sluit aan bij de Rechtstaat, omdat dit één van de belangrijkste punten in een Rechtstaat is. Daarom past hij in deze canon.