De eerste grondwet in Nederland.
De Bataafse Revolutie maakte een in 1795 een einde aan het stadhouderlijk stelsel. op 1 maart 1796 kwam de Nationale Vergadering bijeen. Volgens het toen geldige en verklaarde Reglement van de Staten-Generaal van 30 december 1795 diende binnen twee weken een grondwetscommissie tot stand te komen. Deze eerste constitutie commissie werd ook ingesteld en ontwierp een plan van Constitutie 1796 dat op 10 november 1796 aan de vergadering werd voorgelegd. In de grondverandering van 1 augustus 1797 werd dit plan met de grote meerderheid verworpen waarna de tweede Nationale Vergadering op 1 september 1797 bijeen kwam en een tweede constitutie commissie werd ingesteld. Deze commissie bereidde een staatsregeling voor die echter door de historische gebeurtenissen werd ingehaald en haar werk niet kon afmaken. Op 22 januari 1798 vond namelijk een staatsgreep plaats en vormde zich de Constituerende Vergadering en werd de tweede commissie ontbonden. Op 22 januari 1798 werd een derde constitutie commissie ingesteld die de zogenaamde Staatsregeling van 1798 ontwierp. Deze werd op 23 april in een volksreferendum aangenomen, op 1 mei 1798 afgekondigd en trad op 4 mei 1798 in werking. Met de Staatsregeling van 1801 kwam deze weer te vervallen. In september 1801 ontving het Uitvoerend Bewind het nieuwe voorstel, bracht een aantal veranderingen aan en legde het op 18 september voor aan vertegenwoordigende vergaderingen. Die wezen het voorstel af. Er ontstond een nieuwe crisis aan het Binnenhof en twee Bewindslieden stapten op. Op deze manier kwam er een grondwet tot stand waarin alles stond wat wel en niet mag in een land. De grondwet is in de tussentijd wel veel aangepast en veranderd maar het idee is nog hetzelfde.