Oprichting eerste en tweede kamer.

De Eerste Kamer is in 1815 ontstaan. de leden werden benoemd door de Koning van Nederland. Pas sinds 1848 kiezen de leden van Provinciale Staten de Eerste Kamerleden.
In 1917 werden de vereisten voor het lidmaatschap van Tweede en Eerste Kamer gelijk en in 1922 werd ook bij de Eerste Kamerverkiezingen het stelsel van evenredige vertegenwoordiging ingevoerd.
Vanaf 1983 word de eerste kamer niet om de 6 jaar herkozen maar om de 4 jaar.

Ontstaansgeschiedenis
Sinds 1815 kent Nederland een tweekamerstelsel. In dat jaar werd namelijk de sinds 1814 bestaande Staten-Generaal gesplitst in een Eerste en Tweede Kamer.
De Eerste Kamer werd vooral in het leven geroepen op verzoek van de Belgische leden van de commissie die de wijziging van de Grondwet moest voorbereiden. Die Grondwetswijziging was nodig na de vereniging van Noord- en Zuid-Nederland. Die vereniging vond plaats nadat een einde was gekomen aan de overheersing door het Frankrijk van Napoleon.
De zuidelijke leden wilden dat hun adel een vaste plaats in het parlement kreeg. De noorderlingen waren er niet enthousiast over maar ze besloten de Belgen hun zin te geven. Koning Willem I was ook niet afkerig van een Eerste Kamer, mits hij maar kon bepalen wie daarin zitting zouden krijgen.

Bijkomend argument voor de instelling van de Eerste Kamer was de wens om de gekozen Tweede Kamer (die het recht van initiatief had) in toom te houden. Of zoals het in de Grondwetscommissie werd gesteld: "Ten einde alle overijling in de raadplegingen te voorkomen, in moeilijke tijden aan de driften heilzame palen te stellen, (en) den troon te omringen door een bolwerk waartegen alle partijen afstuiten." De eerste en tweede kamer bestaan nu nog steeds.