Kunstenaars werden omtrent de 15e eeuw gezien als handwerklieden, net als bijvoorbeeld kleermakers, met uitzondering van Italië, waar kunstenaars een hogere aanzien hadden.
Dürer maakte voornamelijk godsdienstig werk. Hij geloofde in de scheppende kracht van de kunstenaar en dat het voor een deel Gods scheppende kracht was. Dürer geloofde in de kracht en de waarde van de individu en dat was een denkwijze die nieuw was: in plaats van steeds naar het einde van het leven te kijken, geniet van het nu van het goede wat God geschapen heeft!
Een stukje van Dürers eigen woorden over deze scheppende kracht: ‘’Slechts kunstenaars zullen in staat zijn dit vreemde verhaal te begrijpen, en toch spreek ik de waarheid: iemand kan in één dag met zijn pen een schetsje maken op een half velletje papier, of met zijn burijn een voorstelling graveren in een klein stukje hout, en het resultaat kan beter en artistieker zijn dan een groot werk van een ander, waaraan de maker met de grootst mogelijke vlijt een heel jaar heeft zitten werken. En deze gave is een wonder. Want God geeft vaak het vermogen om te leren en het inzicht om iets goeds te maken aan één man, wiens gelijke in zijn eigen tijd nergens wordt gevonden, en zo iemand heeft lang voor hem ook niet geleefd, en zo iemand zal ook niet gauw na hem komen.’’
Misschien heeft u de afbeelding van de biddende handen wel eens voorbij zien komen. Het is een prent die Albrecht Dürer heeft gemaakt, het verhaal achter de prent is de moeite waard om te lezen.