Al vóór 1097 wordt het eerste stuk Lekdijk aangelegd in de Krimpenerwaard. Daarna volgen meer oostelijk gelegen dijkvakken. De Culemborgse Lekdijk komt in 1226 voor het eerst in de bronnen voor. De dijk is laag en gemaakt van klei. Die wordt vervoerd met een draagbaar en op de dijk uitgestort.
Echte veiligheid bieden dijken als deze niet. De rivierbedding is aan banden gelegd, maar het waterpeil is ook gestegen. Bij een doorbraak stroomt het rivierwater met kracht door de bres in de dijk. Het rondkolkende water maakt een diepe kuil, toen ook wel 'cule' genoemd. De stad Culemborg is genoemd naar een andere cule bij de Lekdijk, ter hoogte van de Goilberdingerstraat.
Naarmate er meer land wordt bedijkt en polders bewoond raken, kan het rivierwater minder kanten op. Overstromingen liggen voortdurend op de loer. Tot in de negentiende eeuw vormen zijn ze onlosmakelijk verbonden met het leven in Rivierenland.