In Doetinchem verliep de reformatie rustig. In 1566 kwamen er bij klooster Bethlehem klachten over pastoor Hendrik Hoeselman. Hij zou niet zuiver in de leer zijn. Men plaatste hem daarom over naar Bronkhorst.
Catharinakerk
In 1579 kwam Doetinchem in 'staatse' handen. Het duurde toch nog tot 1591 voordat de St.-Catharinakerk aan de hervormden werd overgedragen. De eerste dominee, Mathias van Regt, kwam in 1593. In 1597 werd hij tussen Doetinchem en Doesburg door Spaanse soldaten gevangen genomen. In Doetinchem werd gecollecteerd om voor hem het vereiste losgeld bij elkaar te krijgen. Hij vertrok na zijn vrijlating al gauw naar Breda.
Schuilkerk
De rooms-katholieken in de Nederlanden moesten al hun bezittingen - kerken, kloosters en andere goederen - afstaan. Alle kerkelijke bijeenkomsten werden verboden. Wie daar toch heenging of er onderdak aan verschafte, werd met zware straffen bedreigd. Veel rooms-katholieken bleven desondanks hun geloof trouw. Ze kwamen in het geheim bijeen. Oude vrouwen, de zogenoemde 'klopjes', gingen rond om hun geloofsgenoten te waarschuwen dat er zo'n bijeenkomst zou zijn. De geestelijken zelf reisden onder allerlei vermommingen rond om hun gelovigen bij te staan. In de Waterstraat werd in een huis regelmatig voor 80 tot 100 mensen 'kerk' gehouden. Deze schuilkerk was daar ruim een eeuw lang.
Beschermheren
De Doetinchemse overheid was vermoedelijk wel op de hoogte. Ze traden niet op omdat een aantal aanzienlijke families rooms-katholiek bleven. Rondom Doetinchem namen machtige heren de rooms-katholieken in bescherming. De heren van Bergh, Kemnade en Slangenburg waren heer en meester op hun eigen grondgebied. Daar had geen schout iets te zoeken en kon openlijk gekerkt worden.
Literatuur:
- Doetinchem in de loop der eeuwen, G. Blankesteijn, Doetinchem, 1978
- Geschiedenis van Doetinchem, J.C. Boogman, S. Oosterhaven, Doetinchem, 1986