Deze plaats ligt gunstig omdat de grondstof ijzeroer hier wordt aangetroffen, er is een beek voor waterkracht en hout om houtskool te krijgen als brandstof voor de hoogoven.
Klachten Slangenburg
De oprichter was de vermogende Rotterdamse koopman Josias Olmius. Hij sloot in 1689 een pachtovereenkomst met de stad Doetinchem over het delven van ijzeroer en het gebruik van de beek voor 200 gulden per jaar. In 1691 kwam de ijzerhut in werking. Er waren direct problemen met Frederik Johan baron van Baer eigenaar van kasteel Slangenburg. Hij klaagde bij de Staten van Zutphen dat zijn landerijen ernstig schade leden door het opstuwen van water voor de ijzermolen. Er werd bepaald dat niet meer dan drie voet mocht worden gestuwd. Van Baer klaagde ook over het graven van oer, wat door de enorme omvang ook schadelijk was voor zijn landerijen. Bepaald werd dat Olmius 500 tot 600 voet (150 tot 180 meter) van de grachten van Slangenburg verwijderd moest blijven.
Bommen en granaten
De beginjaren van de ijzergieterij waren moeilijk. Olmius bleef achter met het betalen van de pacht. Bij zijn dood in 1713 was er een achterstand van ruim 3000 gulden, meer dan vijftien jaartermijnen. Na een schikking werd jaarlijks op tijd betaald. In de gieterij werden handgranaten, bommen, kogels en huishoudelijke voorwerpen geproduceerd.
Pacht
Na de dood van Josias Olmius bleef het bedrijf in handen van zijn erfgenamen. Vanaf 1781 pachtten Geert Jansen en Willem de Haas uit Doetinchem de ijzerhut. Het contract met de gemeente Doetinchem leverde grote problemen op. Het bedrijf mocht niet worden uitgebreid, er mocht slechts van november tot en met april op waterkracht gewerkt worden. Slakken die in de beek terecht kwamen moesten worden opgeruimd zodat de beek op de juiste diepte bleef. Deze ongunstige voorwaarden, het feit dat de oer in de nabijheid van het bedrijf opraakte en de slechte bevaarbaarheid van de Bielheimerbeek waren de reden dat Janssen en De Haas in 1794 een pachtovereenkomst sloten met baron Van Pallandt, de heer van Keppel. Ze kochten de Rekhemse ijzerhut van de erven Olmius om het bedrijf te kunnen verplaatsen naar Laag-Keppel. In 1809 kwam een definitief einde aan Rekhemse ijzergieterij.
Literatuur:
IJzergieterijen langs de Oude IJssel 1689-heden