Wel weten we dat in het rampjaar 1575 in de stad geen paardenmarkt is gehouden. Waarschijnlijk had Buren al in de 15e eeuw een dergelijke markt die al naar gelang de tijd voortschreed in omvang toenam. In oude tijden zijn paard en wagen tenslotte het vervoermiddel bij uitstek. De markt is weliswaar niet zo uitgebreid als die in Beusichem, maar gedurende de tweede helft van de 19e eeuw bezoeken steeds meer buitenlandse kooplieden de markten: Franse, Belgische, Engelse, Duitse en Spaanse. Met behulp van tolken kopen de Fransen luxe- en legerpaarden, de Duitsers jonge paarden en de Engelsen zoeken naar zwarte hengsten voor de lijkwagens.
Vijf markten per jaar
Op het eind van de 19e eeuw zijn er jaarlijks vijf belangrijke paardenmarkten in Buren! Daarvan zijn die van de vrijdag voor Palmpasen en die van 26 september het drukst bezocht. In september 1852 worden er tweeduizend paarden aangevoerd en een jaar later vijftienhonderd naar Frankrijk verkocht. Speciale begeleiders brengen deze dieren te voet naar hun bestemming.
Motorisering
De jaarlijkse Enkhuizer Almanak van 1861 vermeldt dat er op 22 maart, 8 april en 26 en 27 september een paardenmarkt is. Volgens de Utrechtsche Almanak van 1918 is er één op 15 februari, 10 mei en 22 augustus. Daarna wordt het stil. Een belangrijke stimulans voor de verkoop, een oorlog, is na afloop van de Eerste Wereldoorlog voorbij en ook de motorisering verdringt het paard langzaam maar zeker uit het dagelijks leven. Dit betekent ook voor Buren het einde van de paardenmarkt.
Beroemd is hier de markt: men ziet uit alle streken
Dan paarden aangevoerd, ook knollen met gebreken.
't Gebeurt dan ook soms wel, te houden voor fatsoen,
Dat men een koopman geeft een appel voor citroen.
G. Ribbius, Iets over het Geldersche stadje Buren, 1867
Auteur: Wim Veerman