Watersnood

Het gevaar van het water

Op 31 januari 1953 breken de dijken door. Landelijk vallen relatief de meeste slachtoffers in Zeeland en Zuid-Holland. Maar ook voor West-Brabant zijn de gevolgen verwoestend.

Een noordwesterstorm duwt de golven tegen de dijken. Op de radio klinken waarschuwingen, maar in die tijd stopte de radio om 12 uur, om pas weer om 8 uur ‘s-ochtends te beginnen.

Rampnacht in West-Brabant

In Raamsdonksveer is er op dat moment een feest aan de gang in een café. Wakkere dorpsbewoners bonzen op de ramen om iedereen te waarschuwen voor het naderende onheil. Eerst worden ze niet geloofd, want de feestvierders denken dat het om een grap gaat. Gelukkig kunnen ze nog op tijd handelen. Heel de buurt wordt wakker gemaakt, en mensen verhuizen hun huisraad naar zolder. Maar het water wacht niet.

Om 2 uur ‘s-nachts breekt de dijk door bij Fort de Hel, vlak bij Willemstad. Het dorp Heijningen wordt zwaar getroffen. Chaos breekt uit, maar de burgemeester van Willemstad houdt het hoofd koel. Hij belt snel de legerkazernes in Bergen op Zoom, Roosendaal en Vught om hulp te vragen. In de polders klinken sirenes en klokgelui, om zo veel mogeljk mensen te waarschuwen.

 

In angst wachten op hulp

Om kwart voor vier gaat het helemaal mis. De dijken bij Nieuw-Vossemeer breken, en het water klotst de polders in. Overal vinden schrijnende taferelen plaats. Ouders verliezen hun kinderen en huizen storten in. Het water spoelt de funderingen weg, waardoor sommige huizen al instorten voordat het water het hoogste punt bereikt. Wie niemand verliest maakt nog steeds angstige momenten door. Vaak zonder eten, drinken en warmte brengen mensen de nacht op zolder door. Onderkoeling ligt op de loer. Drie kwartier later bezwijken ook de dijken in Klundert, en ook daar vallen doden.

In de loop van de ochtend komt de hulp op gang. Met amfibievoertuigen en bootjes proberen militairen zo veel mogelijk slachtoffers te redden. Maar het water is nog niet klaar. In de middag van zondag 1 februari spoelt er een vloedgolf over het gebied. Er vallen weer slachtoffers.

 

Alles kwijt

Uiteindelijk zijn ongeveer 250 mannen, vrouwen en kinderen omgekomen in West-Brabant. Maar de ellende is niet voorbij. Veel mensen zijn alles kwijt. Kinderen worden van hun ouders gescheiden om ze op te vangen in andere delen van Brabant. Een getuige vertelt dat ze vroegen: “wie wil er naar de speeltuin?”, en dat de kinderen pas na weken hun ouders weer zagen. Een moeder vertelt dat haar baby tussen andere baby’s wordt gelegd omdat er een tekort is aan alles. Ze moet luisteren naar het gehuil om haar kindje weer terug te vinden. Ze vindt ‘m meteen.

Voor de overlevenden begint een moeizaam proces van het leven weer op te pakken. Er komt internationale hulp. Noorwegen levert houten huizen, die snel zijn op te zetten. Een groot aantal van die huizen zijn er nog steeds, maar ze zijn goed verstopt: later zijn ze met bakstenen omhuld.

De ramp maakt duidelijk dat dit nooit meer moet gebeuren, en dankzij de Deltawerken is dat tot nu toe ook zo.