Tussen 1880 en 1918 werd in Noord-Holland gebouwd aan de Stelling van Amsterdam, een 135 kilometer lange verdedigingslinie bestaande uit forten en liniedijken met omliggende inundatiegebieden: landerijen die bij oorlogsdreiging onder water gezet konden worden, met bijbehorende sluizen, kades en duikers. De linie kwam in een ring van 13 tot 15 kilometer breed rond Amsterdam te liggen. Van de 42 forten werden er 14 gebouwd op Kennemer grondgebied, van Fort bij Heemstede en Fort bij Vijfhuizen in het zuiden tot Fort bij Krommeniedijk in het noorden.
De Stelling was bedoeld als 'nationaal reduit', de laatste te verdedigen zone van het land waar leger en regering zich zouden terugtrekken bij een vijandelijke aanval op Nederland. Het onder water zetten van een zone eromheen moest de opmars van de vijand vertragen. Met Amsterdam als middelpunt zou het gebied binnen de Stelling een beleg van zes maanden moeten kunnen doorstaan. Het Noordzeekanaal was de levensader die de bewoners zou bevoorraden.
De Stelling groeide uit tot het grootste vestingbouwkundige project op Hollandse bodem. Maar tijdens de bouw was het militaire concept in feite al achterhaald, toen het Duitse leger de beschikking kreeg over de 'Dikke Bertha', een zware houwitzer, en ver dragende brisantgranaten. In de loop van de Eerste Wereldoorlog verscheen bovendien de luchtmacht als nieuw wapen op het strijdtoneel. Het geheel van forten en linies heeft nooit in oorlogstijd volledig dienst gedaan. In de jaren zestig van de twintigste eeuw is het van zijn militaire functie ontheven. Maar als uniek staaltje van Nederlands militair-waterbouwkundig vernuft is het van blijvende waarde. In 1996 heeft de Stelling van Amsterdam als geheel een plaats gekregen op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO.
De Stelling had in Kennemerland een voorloper in de Linie van Beverwijk en batterijen bij Spaarndam, aangelegd kort na de Engels-Russische inval van 1799. De linie moest verhinderen dat een toekomstige vijand door 'Holland op z'n smalst' zou doorstoten naar het zuiden. Op de vrij brede strook land tussen Wijkerbroek en Wijk aan Zee die niet onder water gezet kon worden, werd een linie van 26 aarden lunetten opgeworpen. Veel van de linie verdween voor uitbreidingen van Hoogovens en voor woningbouw. In het tuinbouwgebied tussen Beverwijk en Heemskerkerduin bleven zes schansen overeind. Ook dichtbij Wijk aan Zee zijn nog restanten aanwezig. De linie werd ontworpen door luitenant-kolonel Cornelis Kraijenhoff, expert op het gebied van vestingbouw en waterstaat. Tussen 1808 en 1810 werkte hij aan een eerste permanente verdedigingslinie rond Amsterdam: de Posistie van Amsterdam, ook wel de 29 posten van Kraijenhoff genoemd. Er kwamen onder meer (aarden) posten bij Spaarndam en aan het Penningsveer, een - onvoltooid - fort aan het Spaarne en een fort bij de Liede, dat later werd opgenomen in de Stelling van Amsterdam. Tussen 1890 en 1913 werden vier forten van de Stelling gebouwd in de Wijkermeerpolder en bij de Sint Aagtendijk: fort Zuidwijkermeer, het fort nabij Velsen, Fort Sint Aagtendijk in de Wijkerbroekpolder en Fort Veldhuis.
Het kustfort IJmuiden was een vooruitgeschoven post in de Stelling. Het verdedigde de toegang tot het Noordzeekanaal en behoorde samen met het pantserfort Pampus tot de grootste en sterkste forten die ooit in Nederland zijn gebouwd. Oorspronkelijk lag het fort op de noordoever van het kanaal, maar door de bouw van de nieuwe Noordersluis in 1930 werd het gescheiden van de oever en kwam het op een eiland te liggen: het Forteiland. Het fort kreeg onder de Duitse bezetting een sleutelpositie in de 'Festung IJmuiden'. De Duitsers voorzagen het eiland van een even enorm als onverwoestbaar ondergronds bunkercomplex.
Na de Tweede Wereldoorlog deden de meeste forten nog een aantal jaren dienst als militaire opslagdepots. De afdeling van de genie die was belast met de voorbereiding van de inundaties werd in 1951 opgeheven. De forten bleven achter als groene eilandjes in een snel verstedelijkend gebied. Voor verschillende Kennemer forten begon een tweede leven als broedplaats voor kunstenaars, oorlogsmuseum, clubhonk of oefenruimte voor popgroepen.