De Oldenhof

Havezaten op het land

Tijd van regenten en vorsten

Aan de provinciale weg van Vollenhove naar Zwartsluis kondigen een duiventil in een weiland en een bosschage van oude knoestige bomen de aanwezigheid aan van de voormalige havezate de Oldenhof. Het voorname huis dat aan drie zijden uit zijn gracht oprijst, is verbouwd tot appartementencomplex en vormt de spil van een landgoed van ruim 20 ha dat in de zomermaanden plaats biedt aan kampeerders.

De Oldenhof

De Oldenhof werd in 1634 door Gerhard Sloet en diens vrouw Johanna Florentina van Oer gebouwd op het familiebezit van erve "de Grote Halle". Een jaar later diende Sloet bij de Staten van Overijssel het verzoek in zijn havezate en erve tot een provinciaal leengoed te maken. Hiermee kon splitsing en waardedaling van het goed bij toekomstige verervingen worden voorkomen. De bezitter van het leengoed zou zo verzekerd blijven van het lidmaatschap van de Ridderschap. Een havezate mocht immers niet onder f 25.000,‒ waard zijn. Na de dood van Gerhard Sloet in 1681 verkochten zijn erfgenamen de Oldenhof. De havezate wisselde verschillende malen van eigenaar totdat het in 1825 terugkeerde in de familie. Het huis heeft eind 18de/begin 19de eeuw verbouwingen ondergaan. Nazaat Jan Willem Gerard baron Sloet bracht het landgoed in 1976 onder in de Stichting Oldenhof.

Havezaten

De stad Vollenhove telde indertijd dertien havezaten. Daarbuiten, in het ambt, vóór de aansluiting op de Veneweg, Tweenijenhuizen aan het begin van de provinciale weg naar Zwartsluis, de Toutenburg ten zuidoosten van het stadscentrum en de Rollecate hiertussenin. In vergelijking met de stadshavezaten waren de havezaten op het land groter en ruimer van opzet. De huizen konden hier het uiterlijk krijgen dat aan havezaten was voorgeschreven, namelijk "adellijk betimmerd". In de praktijk kwam dit neer op een kasteelachtig huis met een gracht eromheen.

Landpachten

Het huis vormde het middelpunt van het landgoed als economische eenheid die een kapitaalwaarde moest vertegenwoordigen van minstens f 25.000,‒. De opbrengsten van het grondbezit maakten het mogelijk als edelman te leven. Het grondbezit bestond weer uit de kleinere eenheden van erven (boerderijen met land) die werden verpacht. De adel had zo een aanzienlijk deel van het grondgebied van het schoutambt in handen, want niet alleen het merendeel van de landerijen van de vijf havezaten van het schoutambt lag hier, maar ook dat van de dertien edelmanshuizen in de stad.

Het huis

Vanaf het midden van de 17de eeuw ontwikkelde zich een ideaal type landhuis voor de adel dat overal in de provincie werd nagevolgd. Voor het omgrachte terrein had dit de volgende indeling: een woonhuis van minimaal één verdieping hoog met een monumentale deur met trappartij in het midden; hierboven op het gootniveau een balustrade, timpaan of dakkapel; en haaks op en voor het huis links en rechts een bouwhuis. De beide bouwhuizen werden gebruikt voor de huisvesting, stalling en opslag van personeel, paarden, vee, gereedschappen, oogstvoorraden, kuipplanten (orangerie) en vervoermiddelen (koetshuis). Het voorplein, ingeklemd tussen het huis, de bouwhuizen en de toegangsbrug over de gracht, werd aangekleed met kuipplanten en een strak geordend perkje in het midden. Kenmerkend voor de landhavezaten in Vollenhove was dat ze een erker kregen op het zuiden of westen om vanuit deze uitbouw een weids uitzicht over zee te hebben.

De tuin

Op de aangrenzende gronden buiten de gracht, ingekaderd door muren of geschoren heggen en bomen, werden nutstuinen aangelegd voor het telen van groenten en fruit in de volle grond of in glasbakken, en geometrisch geordende tuinen voor vermaak, gestoffeerd met zitbanken en tuinbeelden. De natuur werd als het ware in een architectonisch keurslijf als groene kamer bij het huis getrokken. Tegen het einde van de 18de eeuw raakte deze formele, Franse tuinaanleg uit de mode en maakte plaats voor de Engelse landschapsstijl met zijn quasi natuurlijke aanleg. Deze stijl werd gekenmerkt door slingertuinen met kronkelpaden en vijvers in een licht golvend landschap met verrassende doorkijkjes met bruggetjes, bergjes en follies (opzettelijk nutteloze bouwwerken). Dit ideale type van havezate met landschappelijke tuin werd, landelijk gezien heel vroeg, rond 1775 gerealiseerd voor Tweenijenhuizen.

Lanen

Het platteland bood ook ruimte voor oprijlanen, zichtassen en allees. Veel hiervan is inmiddels verdwenen. Het best bewaarde voorbeeld van een allee is de Laan van Toutenburgh, onderdeel van de lindenlaan die de havezatecomplexen van de Toutenburg, Rollecate, Tweenijenhuizen en de Oldenhof met elkaar verbond. De vroegere zichtas van Tweenijenhuizen naar zee is in het industrieterrein De Weyert opgenomen en in de Turfsteeg is met moeite een stukje van de zichtas naar zee van de Rollecate te herkennen. Een mooie oprijlaan bestaat nog in de zogenoemde Donkere Allee in park Oldruitenborgh. Het is de oude toegangsweg naar de Toutenburg, die nu begint bij het huidige monumentale houten hek aan de Bentstraat. Vóór de Oldenhof, aan de oude grintweg (Oppen Swolle), markeert een hek tussen twee pilaren met pijnappels erbovenop de officiële toegang tot het landgoed.

Spiekers

Naast de adel waren er ook patricische burgerfamilies uit de steden die een landgoed hadden op het platteland. Deze buitens hadden zich meestal ontwikkeld uit een spieker, een opslagplaats voor het graan van de landerijen van de landheer. Zo bezat de deftige predikantenfamilie Cuperus uit Vollenhove in de buurschap Kadoelen de spieker Bergzicht. De aanleg met tuinen eromheen leek op die van havezaten. Deze burgerbuitenplaats is in 1788 overgegaan in adellijke handen. Het huis is in 1939 afgebrand. Het bergje, waarop ooit een theekoepel stond, de lindelaan ernaartoe en een duiventil zijn er nog.
Aan de Oldenhof is de hiervoor beschreven ideale havezate-aanleg grotendeels voorbijgegaan. Op het terrein voor het huis staan geen bouwhuizen, maar is een moes- en bloementuin aangelegd. Daar trekt in mei een bijzondere plant door zijn bloeiwijze de aandacht: de exotische boom uit China (Davidia involucrata) die in mei met zakdoekjes vol lijkt te hangen.