Opstand tegen het gezag

Patriotten en prinsgezinden

Tijd van pruiken en revoluties

Op de jaarlijkse vergadering van de marke Bathmen en Loo werd in oktober 1779 besloten dat het eigenaren was toegestaan hun gebied, grenzende aan de woeste gronden, in cultuur te brengen. In de markevergadering zaten vaak invloedrijke burgers, zoals de Deventer burgemeesters Putman en Sloet, eigenaren van respectievelijk boerderij Groot Zandvoort en 't Hemeltje. Zij wilden een zo groot mogelijk rendement van de woeste gronden, die echter van levensbelang waren voor de agrarische bevolking. Behalve om er vee op te weiden, leverden de woeste gronden plaggen. Deze werden vermengd met de mest uit de potstallen. Dit mengsel diende voor het bemesten van de roggeakkers. Tijdens de vergadering bracht Putman een resolutie in stemming om meer grond in cultuur te brengen, welke werd aangenomen. Het besluit zorgde echter voor veel onrust onder een aantal boeren in de marke. De markerichteres, de abdis van het klooster ter Hunnepe, was zich bewust van de bezwaren en kwam met voorstellen voor aanvullende bepalingen. De ontginningen mochten niet ten koste gaan van het weiden en het plaggenmaaien.

Met schoppen en bijlen

Putman en Sloet gingen, direct na het genomen besluit, tot actie over. Ze huurden een aantal plaatselijke krachten in, lieten greppels graven, omheiningen aanleggen, dijkjes opwerpen, graan zaaien en bomen planten op de aan hun gebied grenzende gronden. Woedend waren de boeren en op 29 mei 1780 verzamelden ze zich op de Brink bij de herberg het Klaverblad, gewapend met schoppen, bijlen, zeisen en stokken. Onder aanvoering van Jan Westerhuis en herbergier Willem Bessem gingen ze op weg naar Loo. Onderweg kwam er een tweede groep bij die zich verzameld had op erve Broekhuis. Voorafgegaan door twee trommelaars en een vaandeldrager trokken ze samen naar de gemeenschappelijke markegronden en vernielden alles wat daar in opdracht van Putman en Sloet was aangelegd. Een ravage achterlatend trokken ze in de loop van de middag weer terug naar Bathmen. Plaatsvervangend schout Derk Bolderink kreeg opdracht de incidenten te onderzoeken. Op grond van dat onderzoek werden meer dan 100 bewoners aangeklaagd en stevig beboet.

Vrijcorps

Deze gebeurtenissen hadden direct politieke gevolgen. Landelijk bestreden twee partijen elkaar, de patriotten en de prinsgezinden of orangisten. In Overijssel waren de patriotten sterk en in Deventer richtten hun acties zich op burgemeester Putman, een fervent orangist. De patriotten in Deventer zagen de deelnemers aan het verzet tegen Putman in Bathmen als medestrijders. In Bathmen werd toen een gewapend patriottisch vrijcorps opgericht. Als Genootschap Bathmen was het corps actief in de bijeenkomsten binnen de provincie Overijssel. In 1787 rapporteerde commandant Derk Bolderink aan de vergadering dat zijn corps 150 leden telde, een groot deel van de volwassen mannen van het dorp. Voor een eigen patriottisch leger (dat er niet kwam) leverde men een lijst in met 35 vrijwilligers, met bekende namen als Bolderink, Westerhuis, Bessem, Klumper, Menop en Mensink, een tamboer en een pijper. De Bathmense bevolking had zich echter niet uit politieke overtuiging aangesloten bij de patriotten. Het was meer het zich afzetten tegen de hoge heren van buiten die het eigenbelang lieten prevaleren boven het gemeenschappelijke belang van de marke.