Al ver vóór 1682 stond er een school in Dalfsen; de eerste meester die we bij naam kennen, is Cornelis van Beest, die wordt genoemd in 1682. De schoolmeester in het dorp was tegelijkertijd koster van de Grote kerk en voorzanger. Vroeger was naar school gaan niet zo vanzelfsprekend als nu. Veel kinderen gingen alleen in de winter naar school, als ze al gingen! De afstand naar de school was vaak groot, de wegen waren slecht en in natte tijden vrijwel onbegaanbaar. In de zomermaanden bleven veel kinderen thuis om mee te werken op het land of om op andere wijze mee te helpen de kost te verdienen. Klassen waren er nog niet. Alle leerlingen zaten door elkaar in één ruimte. Het onderwijs was individueel. Elke leerling kreeg een opdracht en als de meester eraan toekwam, werd elke leerling twee keer per schooltijd overhoord. Hulp van oudere leerlingen was onontbeerlijk. Klassikaal onderwijs werd in de Schoolwet van 1806 geïntroduceerd. Met klassen werden geen lokalen maar leerniveaus bedoelt. Op school zaten toen alle kinderen in één lokaal bij elkaar, de jongens boven 10 jaar apart van de meisjes.
Schoolmeesters
In 1666 stelden de Staten van Overijssel regels op waaraan men zich moest houden bij de benoeming van een schoolmester. De kandidaat moest lidmaat zijn van de Nederduits Gereformeerde kerk en "gesont in geloove en in wandel richtelijck". Naast lezen, schrijven, rekenen en zingen moest de meester de kinderen "in de religie oefenen". Volgens deze schoolorde waren de ouders verplicht hun kinderen naar school te sturen en daarvoor een vergoeding te betalen. Alleen arme gezinnen waren van dit laatste vrijgesteld. In de 17de en de 18de eeuw kreeg de meester zijn opleiding van een oudere collega (vaak was dat zijn vader). Hij begon soms al op 15- of 16-jarige leeftijd. Wanneer hij na verloop van tijd ergens ging solliciteren, moest hij een proeve van bekwaamheid afleggen. Dat gebeurde ten overstaan van de erfgenamen (grondbezitters in de marke) of hun afgevaardigden. Daar waar de schoolmeester tevens koster en voorzanger was, had de kerkenraad ook een stem bij zijn benoeming. Een schoolmeester had meestal een armoedig bestaan. De eerst genoemde schoolmeester van Oudleusen is Jan Adriaans in 1696. Hij leefde in armoedige omstandigheden in een "huttien" op de meente (de gemeenschappelijke grond van de marke).
Emmer school
Het kerspel Dalfsen was feitelijk veel te groot voor maar één enkele school in het kerkdorp. De Staten van Overijssel besloten daarom in mei 1682 een jaarlijkse wedde van f 50,‒ toe te staan als traktement voor een schoolmeester in Emmen. Op voordracht van de erfgenamen van de buurschappen Emmen, Millegen en Rechteren werd Gerrit Hendricks van Rijssen tot schoolmeester op de school in Emmen aangesteld. Hij werd door de kerkenraad benoemd en de drost van Salland bekrachtigde dit besluit op 19 december 1682. Na zijn overlijden in 1742 na 60 dienstjaren werd hij opgevolgd door zijn kleinzoon Gerrit van Rijssen. In Emmen werd "school gehouden" in een grote kamer in het huis van de schoolmeester. Dit schoolmeestershuis stond aan de oostkant van de huidige Poppenallee. Later kwam er een gemeentelijk schoolgebouwtje verder richting Wijthmen en aan de andere kant van de Poppenallee, schuin tegenover de huidige Emmerweg. In 1851 waren er 81 leerlingen, 45 jongens en 36 meisjes. In 1858 werd het oude schooltje vervangen door een nieuwe school. Alle scholen waren openbare scholen. Na vele jaren van voorbereiding kwam er in 1907 een protestants christelijke school in Emmen, de A. Baron van Dedemschool. Dit was de eerste school voor bijzonder onderwijs in de gemeente Dalfsen. De openbare school werd uiteindelijk gesloten.