Meer dan 80 jaar was proefboerderij Aver Heino de trots van Heino. Het centrum voor praktijkonderzoek voor de rundveehouderij zorgde ervoor dat Heino in (agrarisch) Nederland op de kaart werd gezet. De onderzoeksgegevens vormden op menig boerenbedrijf de basis voor de verbetering en invoering van nieuwe landbouwtechnieken. Ondanks het succes is de proefboerderij in 2012 gesloten.
In de tweede helft van de 19de eeuw veranderde de bedrijfsvoering van de landbouwsector in sneltreinvaart. De boeren schaften steeds meer mechanische werktuigen aan, zodat de productiviteit van hun bedrijf sterk verbeterde. Ook de invoering van kunstmest en "krachtvoer", zoals maïs en lijnkoeken, speelde daarbij een belangrijke rol. De volgende belangrijke ontwikkeling was de oprichting van landbouwcoöperaties aan het begin van de 20ste eeuw.
De provinciale landbouworganisaties, OLM, ABTB en CBTB, werkten al langere tijd samen, maar de banden werden nog verder aangehaald. In eerste instantie werden grond en gebouwen aan de Lemelerveldseweg gehuurd van baron De Vos van Steenwijk. Rond 1970 kreeg men dit in eigendom. Hiermee kon tegemoet worden gekomen aan de groeiende behoefte aan een locatie voor proeven om de kwaliteit van de landbouw nog verder te verbeteren. Op 14 april 1929 was de oprichting van de Vereniging Proefboerderij Overijssel een feit. Het praktijkcentrum kon worden gezien als de vertegenwoordiger van gemengde boerenbedrijven in het oostelijk zandgebied, waar relatief veel kleine ondernemers waren gevestigd.
Al meteen vanaf de start kon Aver Heino vol aan de bak. In deze crisisjaren had de landbouw het moeilijk, onder andere door de slechte opbrengst van grasland. De initiatiefnemers besloten daarom om tweederde van de oppervlakte cultuurgrond te benutten als bouwland. Maar het grasland werd evenmin vergeten. Proeven op Aver Heino toonden aan dat stikstofbemesting en vroeger maaien hogere opbrengsten opleverden.
Ook na de Tweede Wereldoorlog veranderde er veel in de landbouw. Alles leek te draaien om schaalvergroting en specialisatie. De veebezetting per bedrijf en per hectare nam toe en het bouwland werd ingezaaid tot blijvend grasland. Aver Heino speelde daar onder het bewind van bedrijfsleider P. Oosterveld op in door bijvoorbeeld uitgebreid onderzoek te doen naar graslandinzaai en-verbetering, voederwinningsmethoden, beweidingssystemen en stikstofbemesting. Door de nieuwe aanpak was in 1972 een organisatieverandering noodzakelijk. Aver Heino ging verder als Regionaal Onderzoekscentrum voor de Rundveehouderij voor het Oostelijk Zandgebied.
Vele boeren profiteerden van de resultaten die uit de proeven van Aver Heino naar voren kwamen. Deze werden via de landbouworganisaties en regionale consulentschappen aan de buitenwacht bekend gemaakt. In de jaren zeventig wilde men de boeren meer naar het ROC zelf lokken. Een verbouwing van het kantoor in het voorjaar van 1979 maakte het mogelijk om aan die wens tegemoet te komen. Het gebouw werd uitgebreid met een ontvangst-, voorlichtings- en expositieruimte.
In 1979 vierde Aver Heino zijn 50-jarig bestaan. Dat moment werd aangegrepen voor het presenteren van een nieuwe visie op de toekomst van de organisatie. De proefboerderij zou zich meer dan voorheen gaan richten op de technische resultaten in de melkveehouderij. Om dat te realiseren werd Aver Heino uitgebreid met een Technisch Informatie Centrum, dat zich richtte op mechanische winning van melk en alles wat daar op technisch gebied mee samenhangt.
In de jaren negentig was Aver Heino onder andere betrokken bij de ontwikkeling van de zogenoemde "koematrassen". Deze matrassen leverden de koeien een comfortabele rustplaats op, waardoor de gewrichtsproblemen verminderden. Voor de boeren was het voordeel dat ze minder geld hoefden uit te geven aan de kosten voor een veearts. In dezelfde jaren koos Aver Heino nadrukkelijk voor projecten met een milieuvriendelijk karakter. In 1997 maakte bedrijfsleider Willem Muller bekend dat Aver Heino zich voortaan wilde focussen op de biologische melkveehouderij. Dit besluit gaf niet alleen een impuls aan innovatieve experimenten, maar zorgde er ook voor nieuwe geldbronnen. Ook had men oog voor verbetering van de voorlichting over biologische landbouw. In 2005 haalde Aver Heino met het geslaagde project van het "Koeienhotel" zelfs de landelijke pers. Het Koeienhotel bracht de burger op een speelse manier in contact met het leven van een koe.
Toch verschenen er langzamerhand donkere wolken aan de horizon. In een rapport van het Proefstation voor de Rundveehouderij in Lelystad werd in 1992 al gerept over sluiting van Aver Heino. De proefboerderij was inmiddels onderdeel geworden van Wageningen UR (University & Research). Eind 2009 maakte deze organisatie bekend dat Aver Heino uiterlijk in 2012 de deuren zou moeten sluiten. Als reden werd genoemd dat de rol van proefboerderijen de laatste jaren sterk is veranderd. De nog steeds waardevolle praktijkonderzoeken vinden steeds vaker plaats binnen netwerken in de landbouwsector en er is minder behoefte aan de demonstratiefunctie van proefboerderijen. Aver Heino gaat verder als zelfstandig biologisch melkveebedrijf.