Enter beschikt over een bijzonder oude kerkklok uit 1312. De klok hangt sinds de 19de eeuw in de dorpskerk. Volgens plaatselijke overlevering zou er vóór die tijd een aantal klokken in de lindebomen voor het kerkgebouw gehangen hebben. Minstens één exemplaar zou in 1672 geroofd zijn door de Munsterse bisschop Bernhard van Galen, alias Berendje de Koodeef.
"Ik heete de Groote Greete, Enter hef miej loaten geeten", zo zou het opschrift geweest zijn. Een andere klok had wellicht de naam Catharina en weer een ander was vernoemd naar Sint Antonius.
Nicholaus me fecit
In de gemeentelijke archieven is in de 19de eeuw geregeld sprake van geredekavel over gebarsten klokken, die de gemeente Wierden als eigenaar van de toren te koop aanbood. De gemeente liet via een advertentie weten dat men een geschikte klok zocht voor de Enterse toren. Zo kwam de huidige luidklok in beeld. Deze klok is gegoten door ene Nicholaus. Volgens deskundigen was hij een rondreizende monnik, die ter plekke klokken goot in onder meer Hoogebeintum, Roodkerk en Langendijk. Erg verfijnd was de techniek indertijd nog niet. Sommige letters van bijenwas zijn bij het gieten scheef weggezakt en slordig gespatieerd. De dubbele randversiering ontstond door een gevlochten touw op de geboetseerde vorm aan te brengen. Deze voorstelling van een slang die in zijn eigen staart bijt symboliseerde de eeuwigheid. Het opschrift van de klok luidt: NICHOLAVS. ME. FECIT. TEMPORIB VS. DOMINI. S A S CHERIPE RSO. + ANNO. MILLENO. TRE CENTENO.DVO DE + NE +, wat vrijelijk vertaald hierop neerkomt dat Nicholaus de klok goot ten tijde van de heer Sasche in 1312. Volgens G.W. Tempelmans Plat zijn de diagonale krassen op de mantel geen beschadigingen, maar doelbewust aangebracht, waarschijnlijk om de (kwade) geesten te misleiden, als de klok luidde en haar klank over de es liet golven. De krassen zouden zodoende wijzen op de vermenging van christendom met heidense gewoonten, een voorbeeld van enculturatie..
Friese afkomst
Het heeft deskundigen veel hoofdbrekens gekost uit te vinden waar de klok vandaan kwam. Uiteindelijk blijkt een aantal feiten keurig in elkaar te grijpen: Jan Harmen ter Horst, zoon van de oprichter van het voormalige Rijssense juteconcern, trouwde met Grietje (Stam van) Napjes uit Sneek. Zij was de dochter van de horlogeriemaker en fabrikant van Friese klokken Napjus. In Sneek had zich toentertijd juist ook de broer van Jan Harmen gevestigd als houthandelaar. Over en weer werd veel verhandeld tussen Sneek en Enter, zoals klompen, hout, Friese kabinetten en klokken. In een offerte van Napjes uit 1846 is sprake van de levering van een klok uit de afgebroken kerktoren van het dichtbij Sneek gelegen Jutrijp. De gegevens uit de offerte komen exact overeen met de kenmerken van de Enterse luidklok: 369 kg, doorsnee 86: hoogte 69, toonhoogte ongeveer a 1.
Vordering door de Duitsers
Het is overigens een wonder dat de klok er nog hangt. In Tweede Wereldoorlog werd de klok door de Duitsers gevorderd. Burgemeester Maaldrink en dominee P. van der Staaij schreven de betreffende bevelhebber dat het wel om een heel bijzondere klok ging. De klok werd daarop aan de binnenkant met witte kalk voorzien van een letter "P "(Prüfung). Die letter is nog steeds zichtbaar. De klok werd apart gehouden voor nader onderzoek en bleef zodoende gespaard. In maart 1946 kwam de klok behouden terug vanuit Hamburg.