De marken

Marken brachten ordening op het platteland

Tijd van steden en staten

Het woord mark is ontleend aan het Latijnse woord marca dat grens of begrensd gebied betekent. Een marke omvatte alle woeste en onverdeelde gronden, die oorspronkelijk bij een buurschap hoorden en die gemeenschappelijk gebruikt werden: de bossen voor de houtproductie en als voedselbron in de varkenshouderij, de heide voor het weiden van vee en de venen voor turfproductie.

Organisatie van de marke

De groei van de bevolking leidde er in de 13de eeuw toe dat de buurschappen zich beter gingen organiseren. De buurschap werd een marke. In overleg met naburige marken werden grenzen vastgesteld. De oude erven werd een aandeel in de onverdeelde gronden toegekend: het werden "volle" of "gewaarde" erven. Een marke werd daarmee een soort vereniging van eigenaren met een eigen bestuur en rechtspraak. Daarnaast kende men in een marke halve boeren en brinkzitters (niet gewaarde keuterboeren). Het bestuur van een marke bestond uit de eigenaren van de in die marke gelegen gewaarde erven. Het dagelijks bestuur lag in handen van de markerichter, een functie die vaak erfelijk aan een bepaald erf verbonden was. De markerichter werd in zijn functie bijgestaan door gezworenen. Hun taak was het te controleren of de lokale bevolking zich aan de voorschriften hield en weggelopen vee uit een andere marke te vangen en in bewaring te stellen.

Markerecht

Het markerecht omvat het geheel van gewoonterecht en bepalingen. Het oorspronkelijk mondeling overgeleverde gewoonterecht werd in De Lutte in 1440 op papier gezet. De Lutte was hiermee een van de eerste en heeft hieraan waarschijnlijk haar positie van beroepsinstantie voor de andere marken in Twente te danken. In 1431 wordt ze omschreven als "dat overst holtgerichte". Het markerecht werd vastgelegd in een zogenaamde markeceduul. Alle latere bepalingen, wijzigingen of aanvullingen werden in het markeboek genoteerd. De bepalingen konden betrekking hebben op de samenstelling van het bestuur en de verkiezing van de markerichter en de gezworenen. Belangrijk waren ook de bepalingen met betrekking tot het gebruik van de markegronden, het onderhoud van wegen en de bestrijding van zandverstuivingen.
In het markeboek vinden we ook een opsomming van de gewaarde erven en verslagen van grenssteenvisitaties.

Holting
Een markegerecht of holting werd uitgeschreven en gehouden door de markerichter samen met de erfgenamen of buren. De holtrichter moest "dat holtgericht heijgen und de Banck spannen" (met touwen het gebied afzetten, waarbinnen de gerichtshandelingen zich zouden voltrekken). Een holting werd daarnaast ook wel uitgeschreven in de Plechelmuskerk of het Raadhuis in Oldenzaal. Een proces stond onder voorzitterschap van de holtrichter, die om een vonnis vroeg, dat vervolgens werd voorgesteld door een "oordeelwijzer" en goedgekeurd door "omstanders". Geschillen tussen gewaarden onderling kwamen weinig voor. Veel vaker betrof het geschillen tussen marken onderling, zoals het grensverloop, het gebruiksrecht van de gronden of het recht op water.

Verdeling
Aan het markesysteem kleefden echter ook bezwaren. De ongecultiveerde en onverdeelde gronden remden de ontwikkeling van de landbouw. Na de Bataafse revolutie van 1795 kwam er steeds meer aandacht voor de exploitatiemogelijkheden van de woeste gronden. Individueel beheer zou volgens de deskundigen tot hogere productiviteit leiden. De overheid kwam met regelgeving om de markegronden onder belanghebbenden te verdelen. Dat ging niet zonder slag of stoot. De verdeling van de marke Losser kwam in 1851 tot stand. Aan het eind van de 19de eeuw waren praktisch alle marken verdeeld. Ook nu nog zijn er sporen van het markestelsel terug te vinden. In veld- of boerderijnamen (de Benke, Spraakstede of erve Boerrichter), restanten van de oude begrenzing en onverdeelde hoekjes voormalige markegrond.